Is de decentralisatie van zorg doelmatig geweest? Daar is nog weinig over te zeggen. Bij eerdere taakoverhevelingen van het rijk naar gemeenten was er echter weinig tot geen aandacht voor doelmatigheid. Door de vele beleidswijzigingen is dit bovendien moeilijk te meten. Dat blijkt uit onderzoek van het Zijlstra Center in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waaruit Binnenlands Bestuur woensdag citeert.
Het gaat om een tussenrapportage van een onderzoek naar de zogeheten macrodoelmatigheid van decentralisaties. De rapportage geeft een stand van zaken van decentralisaties van voor 2015, zoals die van de Wet voorziening gehandicapten, de onderwijshuisvesting, de bijstand en huishoudelijke hulp.
De onderzoekers, onder leiding van VU-hoogleraar bestuur en economie Raymond Gradus, stellen dat bij die decentralisaties weinig oog is voor doelmatigheid. Het verband van doelmatigheid en decentralisatie is dan volgens de onderzoekers nooit systematisch onderzocht. De gemeenten krijgen het geld en de bestedingsvrijheid voor de voorziening en in een aantal gevallen wordt na verloop van tijd die vrijheid weer ingeperkt door beleidswijzigingen.
De onderzoekers verwachten dat de decentralisaties van 2015 op het gebied van jeugd, werk en zorg meer mogelijkheden tot analyse van de doelmatigheid bieden, omdat meer systematische gegevens beschikbaar komen. Diverse monitors zijn in ontwikkeling, zoals de stapelingsmonitor van KING waarin de gegevens van het gebruik van 48 regelingen uit het sociaal domein voor alle gemeenten per wijk zijn opgenomen. Ook de G32, het Sociaal en Cultureel Planbureau en binnen de GGD GHOR Nederland monitoren deelgebieden van de decentralisaties in het sociaal domein.
Uiteindelijk moet het onderzoek niet alleen laten zien of de voorziening goedkoper wordt, maar ook de dienstverlening naar burgers beter wordt. Het onderzoek moet volgend jaar zijn afgerond, aldus Binnenlands Bestuur.