Acht grote ggz-instellingen trekken samen op om blended care op een hoger plan te tillen. Zij wisselen informatie met elkaar uit over behandelprogramma’s en willen hiervoor samen inhoud ontwikkelen, in instellingsoverschrijdende expertteams. Dit blijkt uit een rondgang onder ggz-instellingen in het aprilnummer van Skipr magazine.
De acht instellingen in kwestie – Arkin, Altrecht, GGZ Centraal, GGnet, ProPersona, Rivierduinen, Breburg en GGZ Drenthe – noemen zichzelf de ‘Blended 8’. Ze zetten steeds meer blended care in, oftewel: een behandeling waarin face-to-face-contact wordt gecombineerd met online communicatie, bijvoorbeeld via een smartphone of pc. Zij wisselen al informatie met elkaar uit, omdat dit ontwikkeltijd en dus geld scheelt. “We willen binnenkort voorstellen aan de raden van bestuur om met instellingsoverstijgende expertteams hoogwaardige en kwalitatieve content te ontwikkelen” , zegt Matthijs Jantzen van GGz Centraal.
Een toenemend aantal ggz-instellingen biedt blended behandelingen aan. Jellinek, onderdeel van Arkin, biedt het zelfs als standaard behandelvorm aan – tenzij het echt niet kan omdat de cliënt bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet beheerst. Meer instellingen streven er ook naar om het standaard aan te bieden. Organisaties die ermee werken, zeggen meer inzicht te krijgen in de doelmatigheid van een behandeling. Blended care vindt in de ggz plaats op een beveiligd, online platform. Dankzij de data die deze platforms bijhouden, zien deelnemende instellingen welke onderdelen goed worden gemaakt – en welke niet. Daardoor kan de behandeling meer toegespitst worden op de wensen van cliënten.
Drempel is lager
De drempel voor bijvoorbeeld mensen met een verslaving om hulp te zoeken is lager, omdat zij online aan de slag kunnen vóór het intakegesprek. “Mensen uiten zich beter door te schrijven op afstand dan door te praten dan in een kamer met de behandelaar”, zegt Marjolein van Woudenberg, projectleider e-health bij Altrecht. Bovendien voelen cliënten zich meer betrokken bij de behandeling als zij er ook online mee bezig zijn in hun vrije tijd dan alleen maar eens per twee weken in de behandelkamer bij de therapeut. Deskundigen stellen bovendien dat blended care de zelfstandigheid van cliënten vergroot, waardoor ze minder afhankelijk worden van de behandelaar. Om die reden bieden enkele instellingen de behandelvorm aan bijvoorbeeld gehandicapten aan.
Zorginstellingen die met blended care werken, hopen dat ze er ook financiële vruchten van gaan plukken in de toekomst. Zij denken namelijk dat de duur van de behandeling en het aantal fysieke contactmomenten kan afnemen omdat een deel van de behandeling online plaatsvindt. In theorie kunnen instellingen meer mensen in dezelfde hoeveelheid tijd behandelen. Mogelijk financieel voordeel is een belangrijke reden waarom zorginstellingen de investeringskosten, onder meer voor het opzetten van een systeem en het scholen van werknemers, zelf ophoesten.
Enkele zorgverzekeraars volgen de ontwikkelingen met blended care met veel belangstelling. Ook zij gaan er namelijk vanuit dat de behandelvorm in de toekomst kosteneffectiever zal zijn dan reguliere behandelingen. Verzekeraars stimuleren om die reden waar mogelijk de invoering van blended care. CZ gelooft zodanig in blended care dat de zorgverzekeraar overweegt om in meerjarige contracten vanaf 2017 vast te leggen een bijdrage te gaan leveren aan de investeringskosten. “Mits de kosten van behandelingen als gevolg van de inzet van blended care wel omlaag gaan, uiteraard”, zegt Rens van Oosterhout, manager zorginkoop curatieve ggz bij CZ.
Koploperspositie
Het geloof in blended care lijkt nergens zo groot als in Nederland. “Nederland loopt voorop in de toepassing van e-health in de ggz”, zegt Heleen Riper, hoogleraar eMental-Health aan de Vrije Universiteit. Volgens haar is er geen enkel ander land ter wereld dat er zoveel mee heeft geëxperimenteerd. De koploperspositie van Nederland heeft volgens betrokkenen te maken met het feit dat het een klein land is waar zorginstellingen en kennisinstellingen gemakkelijk contact met elkaar kunnen leggen. Ook de zeer hoge internetdichtheid speelt een rol.
Invoering van blended care gaat niet zonder slag of stoot, blijkt uit de verhalen van ggz-instellingen die ermee werken. Het stopt niet als er eenmaal een online platform staat: behandelaars moeten een heel nieuwe manier van werken onder de knie krijgen, een training is noodzakelijk. Volgens Miriam Wilcke, manager behandelzaken van Jellinek, moet dat ook daarna blijven gebeuren. “Wij gaan met alle behandelaars eens in de zoveel tijd een uur om tafel zitten om te praten over hoe we werken en wat er beter kan.”
Een ander aandachtspunt van blended care is dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat de behandelvorm effectief is. Maar dat komt nog, zegt Heleen Riper. Ze werkt aan een grootschalig onderzoek onder 1200 mensen die voor depressie worden behandeld in acht Europese landen. Ze onderzoekt of blended care leidt tot klinische verbetering en tot hogere kosteneffectiviteit dan alleen reguliere behandeling. De resultaten worden verwacht in 2017. Toch stelt Riper al: “Ik geloof dat blended care klinisch gezien even effectief is en qua kosten misschien zelfs wel effectiever dan reguliere behandeling van depressie.”
Lees het verhaal over blended care in Skipr magazine 4, april 2016.