Politiek en media lopen zich weer warm voor een verkiezing. De vijfde keer maar liefst in tien jaar. Uiteraard zijn we nieuwsgierig naar oordelen en opvattingen van politieke partijen over de bedrijfstakken in de zorg. De voornaamste rode draad daarvan tekent zich al wel af.
De meeste partijen vinden, weliswaar in verschillende mate, dat zorg (nu al) te duur is, spoedig onbetaalbaar wordt en dus moet dat meer en meer een private verantwoordelijkheid worden. Populistisch links en rechts, SP en PVV, toont daartegen verzet en neigt naar instandhouding, zo veel als maar mogelijk is, van het huidige stelsel.
Ouderenzorg
De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) liet vorige week vast zijn licht schijnen op de ouderenzorg. Ook de RVZ laat zich in sterke mate leiden door het financiële paradigma. Maar hebben we daarmee de kern te pakken? Debatten en polemieken over (alleen) geld gaan voorbij aan essenties, voorbij ook aan het wezen van de standpunten van partijen over de samenleving. Zo te zien, valt te betwijfelen of overheid en daaraan verbonden instituties, zoals de RVZ, in staat zijn nieuwe wegen te ontdekken, laat staan ze in te slaan.
Verzorgingsmaatschappij
Essentieel in het actuele discours is de staat van de verzorgingsmaatschappij. De ontmanteling daarvan is inmiddels ruimschoots ingezet. Het Rijk voert de lijst aan en de rest, lagere overheden en maatschappelijke ondernemingen, moeten wel mee, want de opgelegde bezuinigingen laten hen geen keus. Het gebeurt omdat de groei van alle collectieve uitgaven aan onderwijs, welzijn, zorg en meer naar het schijnt onhoudbaar is.
Ook het advies van de RVZ, getiteld ‘Redzaam ouder’, gaat daar van uit. Het wordt eentonig. Wie studeert, moet daarvoor lenen. Later terugbetalen. Voor een pensioen moet je premies afdragen, maar je moet nog maar zien of de belegging van dat geld voldoende rendeert. Wie een goede oude dag wil, moet voorzorgsmaatregelen treffen. Zorgsparen in combinatie met het opstellen van een zorgverklaring. Alle voorbeelden maken het duidelijk: verantwoordelijkheden komen in de ontmantelde verzorgingsstaat meer en meer bij de burger te liggen. De risico’s die dat aan het private adres oplevert, moeten worden verzekerd. Of je hebt zelf het benodigde geld opzij gelegd. Met gemak vallen alle collectieve uitgaven aan sociale voorzieningen, onderwijs, cultuur, welzijn, zorg en meer zo te bezien. De toegepaste argumentatie is pragmatisch, niet principieel. De uitkomst evident: minder overheid, meer privaat.
Gedifferentieerde levensloop
De implicatie van dit eenvoudige en bedaagde denken is dat in de periode van het werkzame leven alle benodigde financiële prestaties moeten worden geleverd. Men laat zich leiden door het in beton gegoten beeld van de lineaire levensloop. Er is een korte periode waarin jonge mensen opgroeien, spelen en leren. Daarna volgt de periode van presteren; werken en verdienen. De levensavond bestaat uit oud worden en oud zijn.
Een gedifferentieerde levensloop doet een veel groter beroep op verantwoordelijkheid en inventiviteit. Daarin is immers vanaf pakweg het twintigste levensjaar, het volledige levenspad een opeenvolging van zelfgekozen arrangementen. Arrangementen die contextgebonden een passende combinatie vormen van leren, werken, ontspannen en zorgen (of verzorgd worden). De dimensie van een leven lang sparen en premies betalen komt daar nu bij.
Maatregelen nodig
Het internaliseren van de gedifferentieerde levensloop leidt wellicht indringender tot het besef dat ingrijpende maatregelen vereist zijn. De pensioenleeftijd bijvoorbeeld. Welk een moeite kostte het om die met een jaar omhoog te krijgen! Maar dat zet geen zoden aan de dijk. Breng het in één klap naar minstens zeventig of hoger! Dat doet iets en praat later nog eens door over de categorieën werknemers die we willen ontzien.
Behoefte aan nieuwe visie
De RVZ trekt bekende wegen door. Helaas niet erg origineel. Politieke partijen zouden bij het schrijven van hun programma’s voor de verkiezingen meer geprikkeld en gestimuleerd worden als nieuwe wegen waren geschetst. In een ‘een dolend land’, zo noemde Bram Peper dat eerder, hebben burgers behoefte aan gezaghebbend bestuur. Populistische partijen verzetten zich tegen wezenlijke ingrepen en wekken de indruk de kwetsbare en afhankelijke burgers te kunnen ontzien. Alle andere partijen verschillen slechts nog in waar ze de grens leggen van het niveau waarop de verzorgingsstaat houdbaar is. Het meest bestaat behoefte aan een onderscheidend achterliggend sociaal en moreel kader of een anderszins samenbindende visie. Een visie, het liefst, die gericht is op vitaliteit en op een leven waarin iedereen van begin tot eind meetelt.
Cees Oprins
bestuurder van ’t Heem