Dat was nog eens een mooie verrassing: de aankondiging deze maand door staatssecretaris van Rijn van een nationaal preventieplan. Een goede timing nu we weten dat leefstijl verandering leidt tot minder chronische ziektes en op termijn minder zorgkosten.
Het is inmiddels een fabel gebleken dat preventie slechts leidt tot een verplaatsing van de kosten naar een later moment. Preventie blijkt het ontstaan van chronische ziektes te voorkomen of te verplaatsen naar de laatste levensfase en dan die ziektes ook nog eens te comprimeren.
Voorkomen chronische ziektes
Ook verrassend is dat de staatssecretaris onmiddellijk ter zake komt: het gaat om het voorkomen van chronische ziektes met name bij mensen uit de lagere opleidingsgroepen omdat we weten dat die daar geconcentreerd zijn. We hebben dus ook een helder doel voor ogen en hoeven ons niet meer te richten op mensen die de gezond leven boodschappen allang toepassen en zich in al hun media voorgelicht zien over hoe de gezondheid bevorderd kan worden.
Doelgroep
Wel roept deze oriëntatie onmiddellijk een aantal vragen op. Die gaat er om op welke manier we de onrechtvaardige ongelijkheid in gezondheid tussen hoger en lager opgeleiden (het gaat om een geleidelijk verband: naarmate de opleiding en het inkomen lager is, is de gezondheid minder) kunnen opheffen. Nu de meest voor de hand liggende methodes van voorlichting en educatie wel de beter opgeleiden hebben bereikt is de vraag waarmee de lager opgeleiden te bereiken zijn. In ieder geval niet met het versterken van de huidige aanpak.
Effectieve aanpak
Wat moeten de kenmerken dan zijn van een effectieve aanpak? Mij lijkt dat die allereerst gericht moet zijn op een geïntegreerd aantal doelstellingen die elkaar versterken in het bevorderen van gezondheid: een gezonde leefstijl, een gezonde, plezierige en veilige leefomgeving, deelname aan werk of scholing, en toegang tot goede zorg. Ten tweede zou de aanpak gericht moeten zijn op het mobiliseren van alle partijen die relevant zijn: burgers, scholen, detailhandel, horeca, gezondheidscentra, politie, etc. Ten derde zou de aanpak het beste uit de gemeenschap zelf kunnen komen omdat we ook weten dat een stimulering van buiten effectief is zolang de interventie aanhoudt. En ten vierde: hoe zorg je er voor dat ook geestelijke gezondheid en veerkracht meegenomen worden, in de wetenschap dat de prevalentie van psychische stoornissen bij laag opgeleiden, afhankelijk van het soort probleem, drie tot acht keer zo hoog is als in de beter opgeleide bevolking.
Hoe verbindt je lokale stakeholders rond gedeelde en zelf ontwikkelde doelen en hoe stimuleer je de duurzaamheid van de preventieve inspanningen? Dat lijkt de centrale vraag te zijn. We zijn uitgenodigd door de staatssecretaris om mee te denken. Dat gaan we absoluut doen!
Jan Walburg
Voorzitter raad van bestuur van het Trimbos Instituut