Er was een tijd dat hij geen 50 meter meer kon lopen, maar inmiddels is de 79-jarige heer Pruisman uit Odoorn regelmatig in zijn tuin te vinden om de bladeren te harken en andere klussen te klaren. Zo verwoordde hij het zelf toen we hem vorig jaar leerden kennen tijdens een praktijkonderzoek dat zes ziekenhuizen, drie grote verzekeraars en Philips samen deden naar de inzet van e-health in de zorg.
Als hartfalen- en COPD-patiënt, deed hij mee aan een proef met telemonitoring in het ziekenhuis in Emmen. En nog altijd worden dagelijks zijn gegevens van gewicht-, bloeddruk- en hartritmemetingen doorgestuurd naar het ziekenhuis. Wietse Veenstra, zijn verpleegkundig specialist hartfalen, houdt de waarden in de gaten en belt de heer Pruisman direct als deze buiten een bepaalde bandbreedte gaan. Voorheen moest hij eens in de veertien dagen voor controle naar het ziekenhuis, en nu eigenlijk niet meer. Een acute verslechtering van zijn gezondheid heeft niet meer plaatsgevonden, omdat dit tijdig met eenvoudig maar effectief ingrijpen kon worden ondervangen.
Wat bijbleef, was hoe deze oudere meneer met zijn eigen gezondheidsparameters omging en deze informatie inzette om zijn ziekte te beheersen. Hij stuurt actief op een gewicht van 78,2 kg, omdat hij zich dan het meest vitaal voelt.
In dit succesverhaal spelen toegang tot data, zelfmanagement en een sterke gepersonaliseerde samenwerking tussen patiënt en zorgverlener hoofdrollen. De geautoriseerde zorgverlener heeft, na goedkeuring van de patiënt, inzicht in alle data en monitort hem op afstand. Ook de patiënt zelf heeft goed inzicht in zijn eigen medische gegevens.
Chronisch zieken
Op dit moment gebruikt 9 procent van alle patiënten een Persoonlijk Gezondheidsdossier (PGD), en daarvan heeft het overgrote deel een chronische ziekte. Dit komt nog niet in de buurt van de doelstelling van minister Schippers. Zij wil dat 80 procent van de chronisch zieken over vijf jaar toegang heeft tot de eigen medische gegevens en zeker 40 procent van de ‘overige’ mensen.
Het PGD bevat álle data die over de patiënt verzameld worden. Dus de observaties van huisartsen, en specialisten, second opinions, de bloedwaardes uit het lab, medicijngebruik, MRI-scans, etcetera. Maar ook de data die apparaatjes bij de patiënt thuis of apps op smartphones verzamelen, zoals bloeddruk, gewicht, bloedsuiker, stappenteller of slaapuren. Het PGD zou ook de heer Pruisman verder kunnen helpen, omdat ook de informatie van alle andere spelers in zijn behandeling er samen zou kunnen komen.
Al deze data creëren een totaalbeeld van de patiënt. Daardoor kunnen zorgverleners feitelijke, gepersonaliseerde verbanden leggen, bijvoorbeeld tussen leefstijl, medicatietrouw en klinische gegevens. Data over bijvoorbeeld beweging, slaap of stress hebben een heel andere betekenis voor een topfitte sporter dan voor een diabetespatiënt.
Interoperabiliteit
Om deze verbanden te kunnen leggen moeten de systemen met patiëntgegevens vanuit verschillende locaties met elkaar kunnen communiceren. Daarvoor is een verregaande standaardisatie in onze zorg-ICT-protocollen nodig: interoperabiliteit. Data krijgen alleen een zinvolle betekenis in de context van de specifieke condities en levensomstandigheden van de patiënt.
Het PGD wordt dan de verzamelplaats van actuele persoonlijke gezondheidsdata, waarbij de patiënt zelf aangeeft wat, onder welke omstandigheden, met wie gedeeld kan worden. Als we een volledige, up-to-date context hebben, stellen we de patiënt écht centraal en kunnen we kosten voor de gezondheidszorg danig terugdringen. Je kunt namelijk veel acute (nood)zorg en ziekenhuisopnames voorkomen door proactief in te grijpen op verslechteringen in het ziektebeeld van de patiënt. Het onderzoek naar eHealth met meneer Pruisman en andere hartfalenpatiënten liet een afname zien van ziekenhuisopnamen met 52 procent. Als die kostenbesparing geëxtrapoleerd zou worden voor heel Nederland, liep die op tot 82 miljoen.
Obstakels
Er zijn grote obstakels uit de weg te ruimen voordat interoperabiliteit mogelijk is. Het eerste obstakel is dat meerdere instanties in een keten moeten samenwerken. Om die samenwerking te stimuleren, moeten we naar een systeem van uitkomstenvergoedingen. Dat wil zeggen dat je niet langer per verrichting vergoedt, maar kijkt naar gezondheid en lagere kosten, bijvoorbeeld door een afname van ziekenhuisopnames en noodzorg.
Een tweede obstakel is dat we data nodig hebben die door alle stakeholders op dezelfde manier geïnterpreteerd worden. Hiervoor zijn betere standaarden, standaard terminologie en codestelsels nodig (zoals bijvoorbeeld Snomed CT) en open platforms voor datauitwisseling en opslag. Leveranciers van zorgsystemen staan niet altijd te springen om hun applicatie open te stellen voor services die andere partijen kunnen aanroepen. Dat zouden zorginstellingen kunnen stimuleren met hun inkoopbeleid.
Standaardisatie
Standaardisatie heeft in andere sectoren geleid tot doorbraken die ons leven in hoge mate hebben vereenvoudigd. Dankzij standaardisatie in de financiële wereld kunnen we bijvoorbeeld op nagenoeg iedere plek in de wereld geld pinnen. Standaardisatie is het middel, maar uiteindelijk gaat het om de tools die patiënten helpen om hun aandoening beter onder controle te krijgen, die zorgteams in staat stellen om de beste interventie op het juiste moment te bieden en die artsen helpen om de juiste diagnose te stellen en het best passende zorgplan te bieden.
Naast de heer Pruisman zijn er honderdduizenden Nederlanders die baat hebben bij deze zorginnovaties. Er liggen ongekende kansen om patiënten daadwerkelijk bij te staan in hun dagelijkse zorg en tegelijkertijd de kosten onder controle te krijgen.
CEO Informatics Solutions and Services bij Philips
——————————————–
Jeroen Tas is één van de sprekers tijdens de e-Health Convention. Dit is een interactieve congresdag over digitale zorgtechnologie, met zo’n 25 sessies van interviews, presentaties en debatten. De dag is een samenwerkingsverband tussen Skipr en Emerce. Inschrijven kan hier.