De apothekers zijn boos. De tandartsen zijn boos. De mensen in Dokkum zijn boos. De Tweede Kamer is ook vaak boos, maar meestal gewoon verbijsterd. Wie is er eigenlijk niet boos op de zorgverzekeraars?
Wantrouwen
De rol die je als zorgverzekeraar speelt wordt door heel wat partijen met argusogen bekeken. Dat schreef Diana Monissen vorige week in haar blog op Skipr, naar aanleiding van de geslaagde redding – want dat is het – van ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum. En dat terwijl zorgverzekeraars het, objectief gezien, toch niet zo slecht lijken te doen. De eigen verzekerden waarderen hun dienstverlening met een rapportcijfer dat varieert van een 7,4 tot een 8,4. Ter vergelijking: de best scorende fractieleider in de Tweede Kamer, Emile Roemer, kreeg vorig week een waarderingscijfer van 7,1. Het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel komt in elk internationaal onderzoek als één van de beste naar voren. Zorgverzekeraars werken vrijwel allemaal zonder winstoogmerk, tegen zeer lage uitvoeringskosten – zo’n 3 à 4 procent van de totale premie. Vanwaar dan toch dat wantrouwen?
Nee-zeggen
Dat wantrouwen is deels te verklaren uit het feit dat zorgverzekeraars in het stelsel de rol van neezegger hebben gekregen. Immers, patiënten willen graag de best mogelijke zorg, ongeacht de prijs – maar verzekerden willen juist een zorgverzekering tegen een zo laag mogelijke premie. Het is dus aan zorgverzekeraars om te sturen op doelmatigheid, op de beste prijs-kwaliteitverhouding. Dat betekent ook dat er keuzes gemaakt moeten worden, grenzen gesteld. Grenzen aan vergoedingen, bijvoorbeeld, voor apothekers en tandartsen. En keuzes over de concentratie van ziekenhuisvoorzieningen, zoals spoedeisende hulp en verloskunde. Dat zijn keuzes waar de betrokken zorgverleners – de apothekers, de tandartsen, de medisch specialisten in Dokkum, meestal niet heel blij van worden. Ze gaan immers ten koste van hun verdiensten. Maar ze zijn wel goed uit te leggen. En uiteindelijk in het belang van de verzekerden.
De populaire penningmeester
Toch is dit niet het hele verhaal. De minister van Financiën is ook een neezegger – en bijna altijd de populairste bewindspersoon in een kabinet. De penningmeester is vaak de meest gewaardeerde verenigingsbestuurder. Waar komt dan toch het wantrouwen tegen zorgverzekeraars vandaan? Voor een deel heeft dat te maken met het nieuwe van de rol. Zorgverzekeraars – ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars – waren vóór 2006 immers vooral administrateurs en dienstverleners; het was de overheid die alle noodzakelijke keuzes maakte, of niet maakte. Pas de afgelopen jaren zijn zorgverzekeraars zich hun nieuwe rol eigen gaan maken: bij de inkoop van generieke geneesmiddelen bijvoorbeeld, waar inmiddels zo’n 750 miljoen euro is bespaard. En recent ook op het terrein van ziekenhuiszorg, waar zorgverzekeraars inkopen op kwaliteit en daardoor spreiding en concentratie van zorg realiseren.
Vertrouwen gunnen – en verdienen
Maar die nieuwe rol moet zorgverzekeraars ook gegund worden. Diana Monissen wijst terecht op de verdachtmakingen die soms over zorgverzekeraars worden uitgestort. Eeke van der Veen – voormalig topman van Agis – weet als geen ander dat het onverantwoord én onbetaalbaar is om elk klein ziekenhuis alle vormen van medisch-specialistische zorg te laten leveren. Maar hij zegt het – uit electorale motieven? – niet. En als de politiek de motieven van zorgverzekeraars in twijfel gaat trekken, dan wordt het lastig om soms ‘nee’ te zeggen. Toch is er geen reden voor al te veel somberheid. André Rouvoet, sinds 1 februari de nieuwe voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland, wees er vorige week op dat vertrouwen voor zorgverzekeraars essentieel is, maar dat zorgverzekeraars zelf ook heel veel kunnen doen om dat vertrouwen te verdienen: “Allereerst door zich bewust te zijn van het grote maatschappelijke belang van hun handelen. En vervolgens door gewoon te doen wat er van hen verlangd wordt en waar ze goed in zijn.” Dat betekent, in mijn woorden, doorgaan met het bieden van excellente dienstverlening aan hun verzekerden, in stevige onderlinge concurrentie. Maar dat betekent ook het verder uitbouwen van zorginkoop, op basis van kwaliteit én prijs. Dat niet iedereen daar altijd blij van wordt, is begrijpelijk, maar onvermijdelijk. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden kunnen uitleggen welke keuzes ze maken, en waarom. Dat is de basis voor vertrouwen, en voor goede en betaalbare zorg.
Pieter Hasekamp
Agemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN)