Technologische ontwikkelingen gaan het dagelijks leven en daarmee ook de zorg volledig transformeren. Daarbij zullen robots binnen afzienbare tijd niet meer weg te denken zijn. Dat verwachten professionals, beleidsmakers en opinieleiders die actief zijn op het snijvlak van volksgezond en samenleving, zo komt naar voren uit een mini-enquête van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).
Andere opvallende uitkomsten van de enquête, waar een kleine honderd respondenten aan mee deden: ruim 47 procent schaarde zich achter de stelling dat dataprivacy een achterhoedegevecht is (39 procent was met het stelling oneens). Acht van de tien respondenten acht cybercriminaliteit een groot probleem voor de zorg. En hoewel de overgrote meerderheid robots ziet opmarcheren, denkt bijna 60 procent dat mensen de regie niet zullen verliezen, 30 procent ziet dat wel gebeuren.
Toekomst
De RVS presenteerde de uitkomsten van de enquête op 16 mei bij de start van het project ‘Mens en Machine’. Met dit advies wil de RVS de kansen en gevaren van de voortschrijdende robottechnologie in kaart brengen en duiden. “De technologische ontwikkelingen gaan razendsnel”, aldus RVS-voorzitter Pauline Meurs. “Wat betekenen ze voor ons zorgstelsel? Hoe beïnvloeden ze ons denken over gezondheid? Waar ligt de grens tussen mens en machine? Hebben we straks het script in handen of komt dat in handen van de robots, wie stuurt wie? Veel ontwikkelingen gaan zo snel en vaak sluipend dat je kunt zeggen dat de toekomst al is begonnen. De RVS probeert op dit moment vooral bewustwording te stimuleren en de discussie over dit onderwerp aan te jagen.”
“We omarmen technologie vaak heel naïef, maar daarmee maak je geen echte keuze” stelt Rathenau-onderzoeker Rinie van Est, die als één van de sprekers op de RVS-bijeenkomst optrad. “We zien nu ook negatieve aspecten van nieuwe technologie. Het internet is één groot toezicht- en controle-instrument geworden, dus dit is een goed moment om in de publieke discussie de keuzemogelijkheid terug te pakken.”
Wereldschaal
Volgens Van Est is bij het beoordelen van de voors en tegens van robottechnologie van groot belang om goed voor ogen te houden wat een robot is. Veel mensen denken direct aan androïden, maar volgens Van Est is het niet deze fysieke gelijkenis die een robot een robot maak, maar het zelfhandelend vermogen. “Een robot is een machine die kan waarnemen, denken en handelen. Volgens Rijkswaterstaat is de Maeslantkering, die het Rijnmondgebied beschermt door bij gevaarlijk hoog water automatisch te sluiten, de grootste robot ter wereld. Dat is niet helemaal waar. Technologie is steeds meer verbonden via internet. We zijn op grote schaal miljoenen cybernetische loops aan het maken. Het Internet of Things wordt daarmee een robot van wereldschaal.”
Door het digitaliseren van medische bestanden en biologische informatie krijgt het IoT volgens Van Est ook een pendant in de zorg. Dit Internet of Care is in staat om mensen te meten, te vergelijken en uiteindelijk ook te interveniëren.
In de toekomstvisie van Van Est wordt de zorg steeds meer een samenspel van fysieke en virtuele werelden. Bovendien is zorg niet langer een zaak van professionals in een geïnstitutionaliseerde omgeving, maar verplaatst de zorg zich naar open digitale platforms. “Nu hebben alleen professionals toegang tot Dr. Watson. Je kunt er vergif op innemen dat ook patiënten over een paar jaar een Dr. Watson hebben. Zelf dokteren zal een nog veel hogere vlucht nemen.”
Ontmenselijking
Als het om effectieve toepassing robottechnologie gaat dient zich volgens Van Est een paradox aan. “Wij zijn bang dat robots te slim worden, maar een robot hoeft niet slim te zijn om veel te kunnen. Om robots optimaal in te zetten heb je een robotvriendelijke omgeving nodig. Dat betekent: werkprocessen herorganiseren en rationaliseren, maar hoewel hiertoe in de zorg zeker noodzaak is brengt dit ook het gevaar van ontmenselijking met zich mee.”
Meeontwikkelen
Om dat laatste voor te zijn pleit het Rathenau Instituut in een advies aan het Europees parlement voor twee nieuwe mensenrechten: het recht om niet gemeten, geanalyseerd en gecoacht te worden en het recht op betekenisvol contact.
Ook hoogleraar Peter-Paul Verbeek van de Universiteit Twente is voorstander van nieuwe ethische kaders als ijkpunt voor de omgang met techniek. Wat Verbeek betreft is dit een doorlopend proces. “De menselijke geschiedenis is altijd verweven geweest met techniek, we hebben onszelf altijd moeten aanvullen om te overleven.” Die telkens veranderende relatie tussen mens en techniek verdient volgens Verbeek kaders die zich mee ontwikkelen met de techniek. Verbeek zelf spreekt in dit verband van middeling of mediatie. Dit proces van mediatie moet in de plaats komen van klassieke tegenstellingen als die van de mens als handelend, bewust subject versus machine als passief object. “De grens tussen mens en robot is dunner dan we denken: we stoppen steeds meer techniek in de mens en steeds meer mens in de techniek.”
De RVS levert een beeldende bijdrage aan dit debat in de vorm van drie fictieve minidocumentaires, waarin in sneltreinvaart tal van praktische dilemma’s rond robottechnologie de revue passeren. In Rotterdam gaven ze aanleiding tot gemengde reacties. Waar de één voor- én nadelen “mooi afgewogen” in beeld gebracht zag worden, zag de ander “pure paniekfilmpjes”.