Het aantal vermijdbare ziekenhuisopnames stijgt. Dit komt doordat er steeds meer 65-plussers zijn, onder wie vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames vaker voorkomen. Dit blijkt uit het Vervolgonderzoek Medicatieveiligheid van het Erasmus MC in een consortium met NIVEL, Radboud UMC en PHARMO.
Het aantal geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames onder 65-plussers is toegenomen van bijna 39 duizend in 2008 naar bijna 49 duizend in 2013, een stijging van 26 procent. De stijging van het aantal vermijdbare ziekenhuisopnames is in lijn met het aantal acute opnames en is “het meest waarschijnlijk een algemeen gevolg van de veroudering van de populatie”, aldus de onderzoekers. Gemiddeld 48 procent van de geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames is potentieel vermijdbaar bij 65-plussers tegenover ongeveer 25 procent bij patiënten jonger dan 65 jaar.
De oorzaken van potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen betreffen fracturen, nierfunctiestoornissen en hyper- of hypoglykemie. Dit hangt samen met geneesmiddelen zoals de benzodiazepinen, bloeddrukverlagende middelen en diabetesmiddelen. Dit soort ziekenhuisopnamen zijn te vermijden door bijvoorbeeld beter rekening te houden met de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele patiënt.
Individuele kenmerken van de patiënt
In de helft van de potentieel vermijdbare opnames is volgens de onderzoekers onvoldoende rekening gehouden met de individuele kenmerken van de patiënt, namelijk: leeftijd, gewicht, ziektestadium, conditie en eerdere reactie op het geneesmiddel. Bij eenderde van de redenen zijn onvoldoende maatregelen genomen, zoals toevoeging van een beschermend geneesmiddel of zorgvuldige monitoring van de patiënt. Een achtste van de redenen betreft een combinatie van geneesmiddelen met dezelfde bijwerking, bijvoorbeeld sederend of obstiperend, of een ander ongewenste geneesmiddeleninteractie.
Voor het verkleinen van de risico’s van medicijngebruik zijn in 2009 de HARM-Wrestling-aanbevelingen (HW-aanbevelingen) opgesteld. Maar huisartsen blijken niet alle aanbevelingen op te volgen. Hier zijn meerdere redenen voor aan te wijzen. Behandeling op maat speelt volgens de huisartsen een duidelijke rol. Huisartsen bepalen met de patiënt de beste behandeling, dit kan betekenen dat huisarts en patiënt afwijken van de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen.
Een andere reden waarom de aanbevelingen niet altijd worden opgevolgd, is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van bepaalde taken. Dat geldt bijvoorbeeld voor het laten doen van een laboratoriumbepaling. Bovendien zouden de aanbevelingen onvoldoende aansluiten op de dagelijkse praktijk van huisartsen, bijvoorbeeld omdat de aanbevelingen niet in dezelfde vorm terugkomen in de door huisartsen gebruikte NHG-standaarden.
Financiële redenen
Volgens sommige huisartsen willen patiënten niet altijd medicatie of een labonderzoek, vanwege de kosten die hieraan verbonden zijn. Het onderzoek geeft geen zicht op hoe vaak kosten een rol spelen. Uit eerder onderzoek van het NIVEL bleek dat zo’n drie procent van de mensen wel eens afziet van een doktersconsult vanwege financiële redenen.
De onderzoekers adviseren om de HW-aanbevelingen nog nadrukkelijker onder de aandacht te brengen van (huis)artsen en apothekers. Zorggegevens die nodig zijn om te beoordelen of een patiënt een verhoogd risico loopt op een geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopname moeten systematischer worden verzameld, vastgelegd, toegepast en gedeeld met andere rechtstreeks betrokken zorgverleners. Minister Edith Schippers (VWS) staat hierachter en schrijft in een brief aan de Tweede Kamer als reactie op het onderzoek dat betere navolging van de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen ruimte biedt “om potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen te reduceren”.
Noodzaak om te veranderen
De geconstateerde stijging van het aantal vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen is volgens Schippers aanleiding om iedereen te wijzen op “de hardnekkigheid van deze omissies en de noodzaak om te veranderen”, temeer omdat de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen uit de eerdere onderzoeken nog steeds relevant zijn. “Ik zal daarom de landelijke organisaties van voorschrijvers en apotheekhoudenden vragen om met een plan te komen hoe deze aanbevelingen in de praktijk zo snel mogelijk beter kunnen worden opgevolgd en hoe de nieuwe aanbevelingen nader kunnen worden uitgewerkt.”
Daarnaast pleit ze voor verbetering van de overdracht van het medicatiedossier, laboratoriumbepalingen en relevante informatie over de indicatie en de patiënt, om het samenspel tussen voorschrijver en apotheker te bevorderen. De apotheker is bij uitstek de zorgverlener die veilig gebruik van geneesmiddelen door de patiënt kan bevorderen, hij is in staat om gebruik van het geneesmiddel in de praktijk en mogelijke wisselwerking met andere geneesmiddelen goed te volgen.
Informatievoorziening richting voorschrijver en patiënt is essentieel, stelt Schippers. Met betrekking tot deze informatievoorziening is de afgelopen jaren intensieve samenwerking tot stand gekomen tussen verschillende partijen. Ze wijst op het Farmacotherapeutisch Kompas. “Bij het leveren van farmaceutische zorg op maat en het samen beslissen over de beste behandeling is ook vanuit het perspectief van medicatieveiligheid goede informatievoorziening essentieel.” In dit kader noemt ze het wenselijk om vast te leggen waarom bij een bepaalde keuze van geneesmiddelen aanbevelingen niet zijn opgevolgd.