Tussen de GGD’en bestaan grote verschillen in werkwijze. Dat stelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) na drie onderzoeken bij de gemeentelijke gezondheidsdiensten. De IGZ inventariseerde de manier waarop de Directeuren Publieke Gezondheidzorg (DPG) hun organisatie aanstuurden. Daarnaast onderzocht de IGZ de jeugdgezondheidszorg. Verder deed de inspectie vervolgonderzoek naar infectieziektebestrijding door GGD’en.
Behalve in de werkwijzen, heeft de inspectie ook verschillen in taken en structuur van de GGD’en geconstateerd. Ook de rol van de DPG blijkt verschillend te worden ingevuld. De gemeenschappelijke regeling is daarbij bepalend.
De IGZ zag wel dat GGD’en meer omgevingsbewust zijn gaan werken en daarmee beter kun klanten kunnen bedienen. Bovendien heeft de GGD als partner in het lokale netwerk rondom de burger een belangrijke rol, aldus de IGZ.
Jeugdgezondheidzorg op peil
De kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg is over het algemeen goed op peil gebleven, schrijft de inspectie, maar er zijn ook nog aandachtspunten. Het gaat dan met name over de positie van de JGZ in het sociale domein en het voldoen aan het Landelijk Professioneel Kader. Daarnaast gaat het om een verbeterslag op het gebied van kindermishandeling en het aanpakken van handelingsverlegenheid op dit onderwerp.
De bestrijding van infectieziekten is verbeterd ten opzichte van eerder onderzoek in 2015. In 2015 constateerde de inspectie dat de infectieziektebestrijding goed, maar kwetsbaar was. Tijdens het vervolgonderzoek van nu zag de inspectie dat de kwetsbaarheid sterk is verminderd. Dat komt onder meer doordat GGD’en beter samenwerken, intern, maar ook met andere GGD’en en partners in het netwerk.
De inspectie doet verschillende aanbevelingen voor de ontwikkeling van de GGD’en. De belangrijkste gaan over de ontwikkeling van haar professionals en het doorontwikkelen van een kwaliteitsysteem, waaronder het veilig incidenten melden.