Handshake
Het ziekenhuis en het revalidatiecentrum moeten gezamenlijk de regie voeren over de regionale revalidatieketen. Het traditionele onderscheid tussen ziekenhuisrevalidatie en revalidatie in de centra dient daarbij te verdwijnen.
“Het gaat om medisch specialistische revalidatie, alleen de locatie verschilt”, aldus Jean -Paul Essers, bestuurslid van Revalidatie Nederland en bestuursvoorzitter van Adelante zorggroep in een interview met Revalidatie Magazine. In het interview licht Essers de nieuwe visie op revalidatiezorg in de ziekenhuizen van de branchevereniging toe. Naast alle twintig revalidatiecentra in Nederland vertegenwoordigt Revalidatie Nederland ook vier zelfstandige behandelcentra en diverse revalidatiecentra van ziekenhuizen.
Sleutelwoord in de nieuwe visie is ketenzorg. Binnen deze keten is een prominente rol weggelegd voor ziekenhuisrevalidatie. Ziekenhuisrevalidatie is volgens Essers sterk in ontwikkeling onder meer door de groeiende multidisciplinaire samenwerking met andere specialismen in het ziekenhuis. Dit groeiende belang is ook terug te lezen in de cijfers: in de ziekenhuisrevalidatie gaat jaarlijks zo’n 100 miljoen euro in om, tegen zo’n 600 miljoen in de revalidatiecentra.
“Waar revalidatieafdelingen vroeger regelmatig letterlijk in de kelder waren gehuisvest, wordt de expertise van de medisch specialistische revalidatie meer en meer erkend”, aldus Essers in RM. “Daarmee is de zichtbaarheid van het vak toegenomen. Revalidatieartsen krijgen steeds vaker de vraag om mee te doen aan multidisciplinaire spreekuren en overleggen. Zij worden eerder betrokken bij de behandeling omdat ook de andere specialismen zien dat het revalidatieproces dan beter verloopt.”
Ook zorginhoudelijk wint ziekenhuisrevalidatie aan belang, aldus Essers. “Vaak vindt daar het eerste contact met de patiënt plaats. Daarmee is het ziekenhuis, naast zelf aanbieder van revalidatie, ook meteen de poort tot het revalidatiecentrum.”
Volgens Essers betekent dit dat ziekenhuizen en revalidatiecentra als gelijkwaardige partners samen de regie moeten voeren over het revalidatieproces, “zodat de patiënt op de juiste plek de juiste zorg met de juiste intensiteit krijgt”. In de praktijk betekent dit dat patiënten steeds minder klinisch, en steeds meer poliklinisch behandeld worden. “Daarbij zal er meer dan in het verleden sprake zijn van een transitie naar de eerste of anderhalve lijn”, stelt Essers. “Belangrijk is de toenemende ketensamenwerking, ook met de eerste lijn.”
Bij dit proces zal de ziekenhuisrevalidatie steeds vaker een consulentenrol krijgen, verwacht Essers. “Nu al zie je veel initiatieven waarin de medisch specialistische revalidatie een rol heeft vanaf de eerste lijn tot en met de derde lijn”, aldus Essers. “Daar moeten we als revalidatie in het ziekenhuis op voorbereid zijn en op inspelen. Bijvoorbeeld door de patiënten daar snel te zien, door steeds vaker spreekuur te houden in de eerste lijn en door bijvoorbeeld een rol als ketenregisseur of expertfunctie naar professionals in de eerste lijn na te streven.”
Teneinde de samenwerking te optimaliseren bespreekt het RN-bestuur de nieuwe visie de komende tijd met de regionale ziekenhuisafdelingen en centra.