8.1.2013 ÄZ: Geld, Geschenke und das Verordnungsverhalten von Ärzten - das Thema erzeugt mediales Interesse. © Doris Heinrichs / fotolia.com Ärzte Zeitung / 002a04 / 08.01.2013 18.10.2012 ÄZ: AOK-Ausschreibung für 94 Wirkstoffe Ärzte Zeitung / 186a15 / 18.10.2012 10.10.2012 ÄZ: Unter der Lupe: Ärzte und Kassen suchen in den Tiefen des Vergütungssystems nach dem Kompromiss. © Doris Heinrichs / Fotolia.com Ärzte Zeitung / 180a06 / 10.10.2012 9.10.12 springermedizin.de Ärzte Zeitung / 180a06 / 10.10.2012 ÄZ 17.8. Wegen drohender Regresse müssen Ärzte die Kosten bei Arzneimitteln unter die Lupe nehmen. - Bildnummer: #23292938
Nederland geeft het meeste geld uit aan de geestelijke gezondheidzorg van alle Europese landen en het behoort bij de Europese top waar het welzijn van de inwoners betreft. Toch is een causaal verband tussen investeringen en kwalitatief goede ggz niet te achterhalen. Dit concludeert adviesbureau Gupta Strategists in ggz-sectorstudie ‘Waar is de gulden een daalder waard?’.
In Nederland komen relatief weinig suïcides voor en relatief weinig Nederlanders kampen met alcoholafhankelijkheid. Deze indicatoren zijn echter niet alleen een gevolg van het functioneren van de ggz, stelt Gupta. “De intrinsieke eigenschappen van onze maatschappij, zoals sociale cohesie, welvaart en attitude richting psychische aandoeningen spelen hier ook een belangrijke rol.”
De maatschappelijke kosten van psychische aandoeningen zijn in Nederland lager dan het Europese gemiddelde. Dit is een uitzondering. In andere landen die veel investeren in de ggz leidt dit niet duidelijk tot lagere totale kosten. Andersom geldt ook dat er landen zijn die veel minder direct investeren in ggz en toch relatief lage indirecte kosten hebben. Niet elke investering is even effectief in iedere situatie, constateert het adviesbureau.
In de kinderschoenen
Het meten van de kwaliteit van de ggz staat in Nederland ‘nog in de kinderschoenen’. In 2012 is de ggz-sector begonnen met het meten en centraal verzamelen van uitkomsten met verschillende ROM-instrumenten (routine outcome monitoring). De eerste jaren gebeurde dit nog niet consistent en was het aantal meetpunten beperkt, maar sinds 2014 zijn de aantallen bij aanbieders groot genoeg voor een meer betrouwbare vergelijking. Er is nog veel discussie over de waarde van ROM-scores, aldus Gupta, maar op dit moment zijn deze wel de best beschikbare uitkomstmaat voor het bepalen van kwaliteit in de ggz. Volgens Gupta liggen er kansen voor de sector om dit meer gezamenlijk te doen te leren van elkaars best practices.
Weliswaar geeft Nederland op Europees niveau veel uit aan de ggz, de omzet van aanbieders vlakt af. De afgelopen drie jaar steeg de ggz-omzet gemiddeld met 1 procent, tegen 3 procent in de jaren daarvoor. Gecorrigeerd voor inflatie komt dit neer op een lichte krimp. Vooral de grote aanbieders trekken aan het kortste eind. De groei wordt namelijk gedreven door de middelgrote en kleine aanbieders, volgens Gupta. “Een mogelijke verklaring is dat inkopers van zorg meer groeiruimte geven aan middelgrote en kleinere aanbieders, ondanks het feit dat behandelkosten bij middelgrote aanbieders ook sterk groeien.”
Terwijl de winstgevendheid van de hele sector daalt (een kwart van de aanbieders leed in 2014 verlies), zijn de winstmarge van kleine aanbieders juist hoog en groeien ze bovendien. Grote en middelgrote aanbieder scoren slechter. Met betrekking tot de hoge winstmarges ziet Gupta geen verschil tussen kleine algemene en kleine gespecialiseerde aanbieders. Een verklaring hiervoor heeft het adviesbureau niet. “Hebben kleinere aanbieders een andere, meer uniforme casemix, die meer rendement mogelijk maakt? Of hebben kleinere aanbieders simpelweg betere bedrijfsvoering en wat kunnen grotere aanbieders vervolgens hiervan leren?”
Cliënten
Bij de grote aanbieders daalt het aantal cliënten al enige jaren. Een mogelijke verklaring is de beperking van de toegang tot de tweedelijns ggz als gevolg van stelselwijzigingen. Kleine aanbieders lijken beter mee te kunnen bewegen met de veranderingen in de ggz en het lukt hen om cliënten naar zich toe te trekken. Kleine algemene aanbieders groeiden met 11 procent van 2011-2014 en kleine gespecialiseerde aanbieders zelfs met 18 procent. De groei van die laatste aanbieders komt voort uit de toename van het aantal verslavingsklinieken in de periode 2010-2012.
In de tweede lijn als geheel, stabiliseerde het aantal cliënten in 2014. Tegelijkertijd behandelde de praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ) juist meer mensen. Door de capaciteitsuitbreiding van de huisartsondersteuner verdubbelde het aantal cliënten van circa 100 duizend in 2013 naar 200 duizend in 2014. Ook huisartsen zagen een sterke stijging van het aantal mensen met psychische problemen: waren het er in 2013 900 duizend, in 2014 groeide het aantal tot een miljoen mensen. Deze ontwikkelingen wijzen er volgens Gupta op dat er nog ‘weinig daadwerkelijke substitutie’ plaatsvindt.
Transparant
Gupta adviseert aanbieders om gezamenlijk proactief te zijn in het transparant maken van de waarde van ggz. Ook doen aanbieders er goed aan hun organisatie wendbaarder te maken. De sector zal minder kapitaalintensief worden door innovaties en ambulantisering. Kleine aanbieders spelen hier makkelijker op in, de groteren zullen hun wendbaarheid moeten vergroten en nog kritischer moeten zijn op hun activa.