AppleMark
De Raad van State heeft bedenkingen bij de beoogde nieuwe rolverdeling tussen VWS, NZa en ACM. Volgens de RvS is de reguleringstaak niet goed gewaarborgd, waardoor budgettaire overwegingen marktwerking in de zorg kunnen verdringen. Ook dreigt het fusietoezicht te worden aangetast als het ministerie naar eigen inzicht nadere regels kan opstellen rond aanmerkelijke marktmacht.
Minister Schippers van VWS heeft op 12 april bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend met wijzigingen van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De wetswijziging heef tot doel om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) duidelijker te positioneren als “robuuste en onafhankelijke toezichthouder”.
Als zelfstandig bestuursorgaan is de NZa op papier onafhankelijk, maar in de praktijk trad de marktmeester in de zorg de laatste jaren veelal op als verlengstuk van VWS. Door de groeiende nadruk op de betaalbaarheid van het zorgstelsel, is de NZa zich meer en meer gaan richten op de veelal korte termijn budgettaire beleidsdoelen van VWS, constateerde onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) vorig jaar.
Verwevenheid
Deze verwevenheid tussen VWS en de NZa trad ook duidelijk naar voren in de affaire rond klokkenluider Gotlieb in 2014. Mede op basis van het zijn postume relaas noemde de commissie Borstlap de relatie tussen de NZa en VWS “ongezond”. Het ministerie liet zich volgens Borstlap weinig gelegen aan de onafhankelijke positie van de NZa en wekte in individuele gevallen “de schijn van ongerechtvaardigde inmenging” . Ook voerde de NZa naar Borstlaps mening onverenigbare taken uit.
Om deze problemen op te lossen wil minister Schippers een aantal van de wettelijke taken van de NZa overhevelen naar respectievelijk VWS en de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Om te beginnen zou de marktreguleringstaak van de NZa naar de minister overgeheveld moeten worden, zodat de NZa niet langer hoeft toe te zien op regels die ze zelf opstelt.
Volgens de RvS is dit in lijn met het uitgangspunt om terughoudend te zijn met het toekennen van regelgevende bevoegdheden aan zelfstandige bestuursorganen. Maar de RvS merkt ook op dat VWS daarmee terug bij af is. De reguleringstaak werd bij de introductie van het huidige zorgstelsel bewust bij de NZa ondergebracht, omdat VWS zelf te veel zelf partij zou zijn in de sturing van de zorg om de marktregulering op verantwoorde wijze te kunnen vervullen.
Verdringen
De RvS ziet niet hoe het terugleggen van deze verantwoordelijkheid dit probleem oplost. Sterker nog: volgens de RvS wordt de spanning tussen kostenbeheersing en marktregulering alleen maar groter wanneer deze laatste taak wordt vervuld door de minister zelf. “Het belang van het op gang houden van marktwerking in het zorgstelsel kan dan immers nog gemakkelijker worden verdrongen door het belang van de betaalbaarheid van het zorgstelsel”, zo schrijft de RvS.
Om het markttoezicht, meer in het bijzonder het concentratietoezicht, te versterken voorziet het wetsvoorstel in een zorgspecifieke fusietoets. Ook verhuist het instrument van aanmerkelijke marktmacht van de NZa naar de ACM. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel is het de bedoeling dat de ACM ruimte krijgt om het begrip aanmerkelijke marktmacht meer zorgspecifiek in te vullen. Tezelfdertijd voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te formuleren over het vaststellen van aanmerkelijke marktmacht. Volgens de RvS betekent deze maatregel een inperking van de slagkracht van de ACM. Gezien de kennis en ervaring van de ACM met het aanmerkelijke marktmacht-instrument ligt het volgens de RvS niet voor de hand dat de minister aanvullende regels kan opstellen.
De RvS adviseert daarom om dit laatste element uit het wetsvoorstel te schrappen. De voornemens rond de uitoefening van de marktreguleringstaak moeten wat de RvS betreft minstens verduidelijkt of anders aangepast worden.