Het Zorginstituut Nederland wordt coördinator van het Europees netwerk van zogenaamde Health Technology Assessment-organisaties. Dit netwerk moet in 2020 van start gaan en zoveel mogelijk gezamenlijk medicijnen, medische hulpmiddelen en interventies in ziekenhuizen beoordelen.
Op 2 en 3 maart 2016 komen in Amsterdam ruim honderd deelnemers van het European network for Health Technology (EUnetHTA) bij elkaar om te praten over de aanpak. Naast de ruim honderd deelnemers van het netwerk zijn bij de kick off-bijeenkomst ook vertegenwoordigers van een aantal belangrijke stakeholders vertegenwoordigd, zoals farmaceuten, fabrikanten van medische hulpmiddelen en van diagnostica, patiëntenverenigingen, artsen en ziekenhuizen.
EUnetHTA is het samenwerkingsverband van de zusterorganisaties van het Zorginstituut in de 28 EU-landen. Elke organisatie brengt voor de eigen overheid Health Technology Assessment-rapporten uit waarin bijvoorbeeld nieuwe geneesmiddelen of medische hulpmiddelen worden beoordeeld op effectiviteit en kosteneffectiviteit. De organisaties adviseren vervolgens hun overheid of die middelen wel of niet vergoed moeten worden.
Innovatief geneesmiddel
De gezondheidszorg is in elk EU-land anders geregeld. Als zich een nieuw innovatief geneesmiddel of een nieuwe medische technologie aandient, gaat elk land volgens z’n eigen procedures aan de gang. Toch zijn de beoordelingen redelijk vergelijkbaar, volgens het Zorginstituut Nederland. Om die reden ontstond in de Europese Commissie het idee om die beoordelingen op elkaar af te stemmen, waarbij de EU-landen meer gaan samenwerken. “De beoordelingen kunnen zo efficiënter en sneller verlopen, zodat een innovatief middel – met duidelijk toegevoegde waarde – voor de patiënt eerder beschikbaar kan komen.”
De deelnemende landen gaan vanaf dit jaar echt “productie draaien”: dat moet jaarlijks minstens twintig rapportages opleveren, die de basis vormen voor gebruik en implementatie van nieuwe geneesmiddelen of technologie in alle EU-landen. Elk Health Technology Assessment-rapport wordt in het Engels geschreven zodat het gemakkelijk gebruikt kan worden door andere EU-lidstaten.