Het afbouwen van psychofarmaca onder bewoners van zorginstellingen geeft minder problemen dan verwacht. De aanname dat cliënten opnieuw probleemgedrag vertonen als medewerkers van een instelling de gedragsmedicatie verminderen, blijkt niet altijd te kloppen. Het personeel moet er alleen wel meer moeite doen om te voorkomen dat mensen bijvoorbeeld onrustig worden.
Dit concludeert Vilans naar aanleiding van een pilotproject onder vier instellingen in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg: Florence, Topaz, Zorgwaard en Reinaerde.
Bij Florence zijn op twee afdelingen bij twaalf cliënten psychofarmaca afgebouwd of verminderd. De aanname dat cliënten opnieuw probleemgedrag vertonen als zij minder medicijnen slikken, blijkt hier tot nu toe niet te kloppen. “De afbouw van psychofarmaca verloopt vooralsnog zonder problemen. We hebben geen alternatieve interventies in hoeven zetten”, aldus den verpleegkundige van Florence. Wel zijn er maatregelen genomen om onrust te voorkomen. Zo is voor een cliënt een trippelstoel besteld om meer bewegingsvrijheid te geven en er is een ballenstoel besteld om onrust te verminderen.
Oneigenlijk gebruik
Het primaire doel van de pilot is om zorgprofessionals bewust te maken van de noodzaak om oneigenlijk gebruik van psychofarmaca terug te dringen. Het gebruik van psychofarmaca is niet per definitie slecht, zegt Annemiek den Ouden-Krijgsman van Vilans. “In sommige gevallen hebben mensen er baat bij, maar vaak ook niet. Waar het ons om gaat, is dat artsen in zorginstellingen alleen medicijnen voorschrijven als het moet, en niet bijvoorbeeld omdat iemand die nu eenmaal al jaren slikt.”
Vilans heeft de pilotorganisaties een draaiboek en een toolbox aangereikt, zodat zorgmedewerkers op alle niveaus in de organisatie bewust worden van de noodzaak om oneigenlijk gebruik van psychofarmaca te verminderen. De toolbox bestaat onder meer uit een probleemanalyselijst, een handreiking voor bestuurders over de beweegredenen vanuit bestuurlijk perspectief, een informatieve folder over psychofarmaca voor medewerkers, cliënten en mantelzorgers en een overzicht van alternatieve zorginterventies bij probleemgedrag.
Probleemgedrag
Er zijn cliënten die weer probleemgedrag gaan vertonen wanneer zij minder medicijnen slikken. Maar dat hoeft niet te liggen aan de cliënt zelf, volgens Den Ouden-Krijgsman. “De oorzaak kan liggen in de organisatie van de zorg in een instelling. Bewoners moeten alles om een bepaalde tijd doen omdat dat nu eenmaal zo is afgesproken of omdat de medewerkers van de instelling nu eenmaal op bepaalde tijden werken. Dus iedereen wordt bijvoorbeeld ’s ochtends gewassen omdat de instelling vindt dat dit moet. Maar wat als je liever ’s middags doucht?”
Overigens is het maar de vraag of probleemgedrag dat ook altijd daadwerkelijk is, stelt Den Ouden-Krijgsman. “Als een dementerende oudere ’s avonds door de gangen dwaalt, noemt men dat al gauw probleemgedrag. Maar waarom is dat probleemgedrag? De cliënt liep waarschijnlijk vrijelijk door zijn eigen huis, voordat hij in een verpleeghuis belandde. En voor wie is het probleemgedrag? In elk geval niet voor de cliënt.”
Haar advies: verleen de cliënt gerichte zorg op een manier waarin rekening wordt gehouden met hem. Uit wetenschappelijk onderzoek en uit ervaringen in de praktijk blijkt dat oneigenlijk gebruik van psychofarmaca op een verantwoorde manier kan worden teruggedrongen, onder meer door eerst alternatieve interventies in te zetten, zoals dagbesteding, andere bejegening en gestructureerde activiteiten. Hierin ziet Den Ouden-Krijgsman een belangrijke rol weggelegd voor mantelzorgers. Zij kennen de cliënt goed en weten waar diegene zich prettig bij voelt. “Een mantelzorger kan bijvoorbeeld adviseren om muziek aan te zetten waar de bewoner zich prettig bij voelt en van kalmeert.”
Bestuurders
Volgens haar moeten instellingen beleid ontwikkelen over het gebruik van psychofarmaca. Vaak is de inzet van dit soort medicijnen afhankelijk van de mening van de individuele arts in een verzorgingshuis. “Als de arts gemakkelijk voorschrijft, is de kans groter dat veel bewoners medicijnen slikken.” Bestuurders van instellingen moeten het beleid bepalen, dus om oneigenlijk gebruik van psychofarmaca terug te dringen moeten zij betrokken zijn bij het onderwerp.
Vilans is enthousiast over de eerste resultaten van de pilot en wil het programma landelijk gaan uitrollen. Eén op de drie bewoners met dementie of een verstandelijke beperking krijgt in Nederland antipsychotica voorgeschreven. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat psychofarmaca te vaak, te lang en ten onrechte wordt voorgeschreven. Deze medicijnen beïnvloeden weliswaar het gedrag, maar hebben ook schadelijke bijwerkingen, zoals sufheid, minder goed kunnen lopen en risico op vallen. Bij langdurig gebruik hebben psychofarmaca een negatieve invloed op de kwaliteit van leven van de cliënt. Ze kunnen zelfs een bedreiging voor zijn gezondheid vormen.