Staatssecretaris van Rijn (VWS) laat de grote verschillen in Wmo-tarieven (Wet maatschappelijke ondersteuning) van gemeenten ongemoeid en hij stelt geen onderzoek in naar die verschillen. Hij ziet daartoe geen aanleiding, schrijft Van Rijn in antwoord op vragen van PVV-Kamerlid Karen Gerbrands.
Dit meldt Binnenlands Bestuur.
Lokale prijsverschillen
Van Rijn schrijft: “Met de Wmo 2015 wordt een gemeentelijke beleidsvoering beoogd die aansluit op de lokale problematiek en mogelijkheden. Daarbij geldt de opdracht voor gemeenten en aanbieders om tot maatwerk voor de cliënt te komen. Een logisch gevolg hiervan is dat er gemeentelijke verschillen zijn; verschillen in beleidskeuzes, verschillen in ondersteuningsarrangementen en verschillen in tarieven.” De tarieven komen tot stand na onderhandelingen van gemeenten met aanbieders en daarbij ontstaan lokale prijsverschillen, aldus de staatssecretaris.
Uit onderzoek van de Universiteit Twente, waarover Binnenlands Bestuur berichtte eind maart, kwam naar voren dat er grote verschillen zijn in de tarieven die gemeenten betalen aan zorgaanbieders. Bij bijvoorbeeld individuele begeleiding lopen die verschillen op tot meer dan 100 procent. PVV’er Gerbrands eiste hierover opheldering van de staatssecretaris.
Kwaliteitseisen
Volgens Van Rijn zijn dat de verschillen inherent aan de beleidsvrijheid van gemeenten. Zolang gemeenten aan de Wmo 2015 voldoen, ziet hij geen reden om maatregelen te nemen. Het is volgens hem aan de gemeenteraad om in een verordening op te nemen welke kwaliteitseisen aan de voorzieningen worden gesteld, waaronder de eisen ten aanzien van de deskundigheid van de in te zetten beroepskrachten.
Volgens Van Rijn kan op basis van het artikel van Binnenlands bestuur niet de conclusie worden getrokken dat de kwaliteit en continuïteit van voorzieningen aan cliënten onvoldoende wordt gewaarborgd. Evenmin kan volgens hem worden vastgesteld “dat er sprake is van door gemeenten en aanbieders afgesproken tarieven waarbij niet wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarde van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de aan die voorziening gestelde kwaliteitseisen.”