Door eenzijdige fixatie op bestuur en toezicht op instellingsniveau is de governance in de nieuwe decentraliseerde zorg onvoldoende gewaarborgd. Daardoor raken fundamentele waarden als toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van in het geding. Dat constateert Arjen Hakbijl, partner van accountantsbureau PwC.
Hakbijl formuleerde zijn waarschuwing tijdens het rondetafelgesprek ‘Governance in de zorg’ dat de vaste Kamercommissie VWS op 5 maart hield. Volgens Hakbijl dreigen politici en beleidsmakers de governance-aspecten van de transitie over het hoofd te zien. Voor de uitvoering van de Participatiewet, de Jeugdwet en de nieuwe Wmo hevelt het rijk ruim toen miljard euro over naar het gemeentefonds. Dit betekent een verhoging van de gemeentebegroting met ongeveer twintig procent.
Fixatie
Zodoende verschuift de bekostiging voor een belangrijk deel naar de gemeenten, maar de governance hobbelt er achteraan, aldus Hakbijl. “De discussie over governance fixeert zich op de zorgaanbieders zelf, terwijl de regie steeds verder van zorgaanbieders af komt te staan en versnippert over diverse gemeenten. Daardoor is onduidelijk of bestuur en toezicht in de zorgketen voldoende zijn gewaarborgd.”
De fixatie op governance op instellingsniveau doet volgens Hakbijl ook geen recht aan het integrale karakter van de gedecentraliseerde zorg. “Voor zorgbestuurders en -toezichthouders staat de continuïteit van de eigen organisatie voorop”, stelt Hakbijl. “Dat zal niet noodzakelijkerwijs parallel lopen met het publieke belang. Wel rond de kwaliteit van de nu geleverde zorg, maar niet voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van alle zorg. Zorgbestuurders en gemeentebestuurders hebben regelmatig andere belangen.”
Hakbijl vraagt zich gezien de potentiële belangentegenstelling tussen verschillende stakeholders dan ook af of het zinnig is om de machtspositie van cliëntenraden in de zorg te versterken, bijvoorbeeld door het geven van enquêterecht. “Denk bijvoorbeeld aan een cliëntenraad van een verzorgingshuis die afbouw van plaatsen op de korte termijn eerder zal willen tegengaan dan steunen, terwijl dit in de transitie vaak nodig is vanuit aanbiedersperspectief”, aldus Hakbijl.
Wringen
Hakbijl waarschuwt ook voor een gebrek aan democratische controle op besluitvorming en uitvoering van zorg. Gemeenten werken steeds vaker samen met andere gemeenten, publieke organisaties en private partijen. Met de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wmo, komen daar allerlei nieuwe samenwerkingsverbanden bij. “Van de gemeenten verlangen we dat zij daarin leidend zijn”, stelt Hakbijl. “Maar dat wringt wat het toezicht betreft; politiek toezicht en inhoudelijk toezicht zijn niet hetzelfde. Kennis en kunde en ook het instrumentarium van gemeenteraden schieten potentieel tekort om het inhoudelijk toezicht goed uit te voeren.”
Richtsnoeren
Hakbijl beveelt dan ook aan om de kennis en vaardigheden van gemeenteraadsleden te vergroten. Ook moeten er duidelijke richtsnoeren komen, aan de hand waarvan gemeenteraden hun controlerende functie kunnen waarmaken. Deze richtsnoeren moeten antwoord geven op vragen als: ziet de raad simpelweg toe op de uitvoering van de contracten of ook op de kwaliteit van de dienstverlening en de beschikbaarheid?
Daarnaast pleit Hakbijl voor de invoering van een gemeentelijke cliëntenraad in, zodat de zorggebruikers niet alleen op instellingsniveau, maar ook op gemeentelijk niveau vertegenwoordigd zijn.
Wat niet bijdraagt aan betere keten-governance is volgens Hakbijl het verder dichttimmeren van bestuurlijke regels op instellingsniveau en het verder verhogen van het risicoprofiel van bestuurders en toezichthouders. Niet alleen zijn dergelijke maatregelen ineffectief, ze passen ook niet bij grotere risico’s die bestuurders en toezichthouders lopen en geacht worden te nemen.