Een nijpend tekort aan niveau 5, wijkverpleegkundigen die dreigen te verzuipen en een grote, organisatorische veranderopdracht. Herkenbaar? Een 4-sporen-aanpak biedt uitkomst.
De ene zorgorganisatie doorloopt bijna ‘kreukloos’ het transitieproces. Terwijl de andere organisatie de wanhoop nabij is. Annemarie Koopman, directeur Zorg van Grow/Work, laat haar licht schijnen over de vraagstukken en de verschillen. “We hebben net drie Expertisetafels ‘Wijkverpleging in de praktijk’ met zorginstellingen achter de rug. Daarbij kwamen vier grote vraagstukken aan de orde:
1) Het tekort aan niveau 5 verpleegkundigen
2) Ontbrekende competenties om te werken volgens het ‘Expertisegebied Wijkverpleging’
3) De workload van de wijkverpleegkundige
4) Een organisatie die nog niet op het ‘nieuwe denken en werken in de wijk’ is ingericht.’’
1. Vinden, boeien en binden
Het tekort aan wijkverpleegkundigen is nijpend. Maar hoe groot het probleem is, verschilt per zorgorganisatie. Dit hangt onder meer af van de hoeveelheid ‘speelruimte’ die je krijgt van je zorgverzekeraar bij het indiceren in dit eerste jaar. Waar de ene zorgverzekeraar onder voorwaarden toestaat dat niveau 4 in 2015 indiceert, houdt de ander voet bij stuk: alleen niveau 5 mag indiceren. Maar toch geldt voor alle instellingen het devies: vinden, boeien én binden die verpleegkundigen!
2. Positioneren en ontwikkelen
Heb je eenmaal die niveau 5 verpleegkundigen geworven, dan rijzen de volgende vragen. Hoe zet je ze in? En hoe zorg je ervoor dat ze hun taken goed kunnen uitvoeren? Wijkverpleging gaat om het realiseren van het ‘omdenken’ in de thuissituatie. Oftewel: wat de cliënt zelf nog kan, bepaalt de aanpak. Het zijn de wijkverpleegkundigen die deze verandering in de praktijk moeten brengen. Maar vaak ontbreekt het nog aan de kennis en competenties om volledig te kunnen werken volgens het ‘Expertisegebied Wijkverpleging’. Daarnaast is een bijkomend obstakel dat hun collega’s het nieuwe denken en werken nog niet omarmen. Competentieontwikkeling én een goede positionering in zorg- en sociale wijkteams zijn dus cruciaal.
3. Doe meer, met minder
Een veelgehoorde noodkreet is ook: ‘Hoe voorkom ik dat mijn wijkverpleegkundige verzuipt? Die moet nu werkelijk alles doen: van collega’s coachen tot het indiceren en organiseren van zorg.’ Sec gezien is eigenlijk de workload niet het probleem. Maar hoe de wijkverpleegkundige met de verschillende taken omgaat. Waar ligt haar focus? Benut zij optimaal haar andere collega’s van niveau 3 en 4? Hoe maakt zij processen eenvoudiger? De wijkverpleegkundige heeft tijd nodig om zich de nieuwe manier van werken eigen te maken. Coaching en intervisie kunnen dit proces versnellen. Zodra ze de nieuwe manier van werken beheerst, wordt de workload minder. Dan kun je méér, met minder.
4. Rol van het management
De verpleegkundige kan alleen het ‘omdenken’ in praktijk brengen, als de hele organisatie hierop gericht is. Hier ligt een duidelijke rol voor het management. Dat betekent: sturen op de benodigde gedragsverandering bij het hele team. Zorgen voor de juiste randvoorwaarden zoals een aangescherpt, handzaam zorgdossier met een duidelijke keuze ten aanzien van classificatiesystemen . En last but not least: investeren in een versnelde competentieontwikkeling ten aanzien van het ‘Expertisegebied wijkverpleging’. Een opleiding verpleegkundig indiceren is een start. Maar dat er nog veel meer bij komt kijken, is duidelijk.
Grow/Work ondersteunt zorginstellingen met een integrale aanpak van bovenstaande vraagstukken. Download onze 4-sporen-aanpak Wijkverpleging.