De universitaire medische centra (UMC’s) hebben moeite met de medicatiecontrole bij opname en ontslag. Vijf van de acht centra hebben hier geen informatie over beschikbaar, de drie overige hebben alleen partiële informatie.
Eén en ander blijkt uit de zogeheten kwaliteitsvensters die de UMC’s op 12 februari hebben gepubliceerd. De algemene ziekenhuizen publiceerden hun kwaliteitsvensters al eerder via de site van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). De UMC’s hebben zich hier nu bij aangesloten.
Via het kwaliteitsvenster geven de ziekenhuizen aan de hand van tien vaste indicatoren op een uniforme, publieksvriendelijke manier inzage in hun kwaliteit. Het kwaliteitsvenster geeft inzage in onder meer de wachttijden, het aantal risicovolle operaties en infecties, de sterfte en de medewerkers- en patiënttevredenheid.
De indicator ‘medicijnen’ suggereert dat de UMC’s de controle bij opname en ontslag niet goed op orde hebben. Vijf van de acht geven op dit punt niet thuis in het kwaliteitsvenster. Het LUMC en het UMC Utrecht controleren het medicijngebruik alleen bij opname. Het enige ziekenhuis dat het medicatiegebruik ook bij ontslag controleert is het UMCG, zij het dat het niet meer dan 33 procent van de patiënten betreft.
‘Lastig thema’
“Medicatieverificatie blijkt het VMS-thema te zijn dat het meest lastig te implementeren is”, laat woordvoerder Sjon Buijs van de Nederlandse Federatie van Universitaire mesdiche centra (NFU). “Alle ziekenhuizen en umc’s werken eraan, verkeren in verschillende fases van implementatie, brengen controles bij opname en ontslag in verschillende mate in praktijk, maar streven allemaal naar uiteindelijke borging van het thema.”
In maart 2015 verwachten de NVZ en de NFU naar buiten te kunnen treden met de uitkomsten van een eigen onderzoek naar medicatiecontrole.
Onder volumenorm
Pikant detail dat uit het kwaliteitsvenster naar voren komt is dat twee UMC’s niet voldoen aan de volumenormen voor operaties bij maagkanker. Het Erasmus MC deed er in 2013 19 waar 20 de norm is, het VUmc deed er 11. In een reactie stelt het VUmc dat er in 2014 meer dan 25 operaties bij maagkanker zijn gedaan, waarmee aan de norm wordt voldaan.
Beoordeeld naar het gestandaardiseerde sterftecijfer zitten vrijwel alle UMC’s binnen de marge die de HSMR-systematiek toelaat. Dit is gezien de reserve die de UMC’s zelf jegens dit systeem koesteren opmerkelijk. Die reserve wordt ingegeven door het feit dat de patiëntenpopulatie van UMC’s relatief zwaar is. Daarmee kan de sterfte hoger liggen dan in ander ziekenhuizen, terwijl dit weinig zegt over de kwaliteit van zorg.
Grote verschillen
Grote verschillen zijn er wel tussen de UMC’s als het aankomt op wachttijden. Het Erasmus MC scoort zowel voor het eerste polikliniekbezoek als behandeling slecht: 45 procent van de patiënten moet in Rotterdam langer dan vier weken wachten op een poliklinisch bezoek, 71 procent moet langer dan zeven weken wachten op een behandeling. Bij het AMC en MUMC+ kan de meerderheid van de patiënten binnen 1 tot 2 weken in de polikliniek terecht, maar moet een vergelijkbaar percentage langer dan zeven weken wachten op behandeling.
Wat opvalt als het gaat om infecties is dat veel UMC’s percentages van 0,0 procent scoren. Zulke percentages kunnen vragen oproepen, erkent NFU-woordvoerder Buijs. “Iedereen zal graag een percentage van 0,0 infecties willen zien, of dat helemaal reëel is natuurlijk de vraag. De NFU heeft er geen zicht op of de lage percentages bij de umc’s het gevolg zijn van uitglijders of onvolledige registratie.”