AppleMark
De Rekenkamers van de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) brengen op 23 september elk een rapport uit over de decentralisatie van de jeugdzorg. De pijnlijke conclusies: decentralisatie gaat gemeenten op korte termijn eerder geld kosten dan besparing opleveren.
Op de dag dat de vier Rekenkamers met hun rapporten komen, sturen zij ook een brief naar de Tweede Kamer over aanloopverliezen, zo kondigt Paul Hofstra, directeur van de Rekenkamer Rotterdam, aan.
Cultuuromslag
Met de decentralisatie is een bezuiniging ingeboekt van 120 miljoen in 2015 tot 450 miljoen in 2017 op nationaal niveau. Maar de Rekenkamers voorspellen dat die nooit gehaald gaat worden. De gemeenten zullen de eerste jaren juist kosten gaan maken. Uiteindelijk zal het systeem goedkoper worden, als de cultuuromslag onder alle professionals in de jeugdzorg heeft plaatsgevonden. Op uitvoerend niveau duurt die omslag minimaal een jaar, stelt de Rotterdamse Rekenkamer. En dan moet het systeem nog gaan ‘draaien’. De door het Rijk beoogde bezuinigingen zijn daarom pas ver na 2017 gerealiseerd.
Boeggolf
Bovendien valt te verwachten dat de vraag naar jeugdhulp eerder stijgt dan daalt. Hofstra spreekt in dat verband over een ‘boeggolf’. “Er wordt een slag gemaakt van dure residentiële zorg naar meer preventieve goedkopere zorg. Het is de bedoeling dat door de nieuwe manier van werken een geringere vraag zal komen naar de duurdere zorg, maar er zal de eerste jaren alleen maar sprake zijn van méér vraag. En dus meer kosten.”
In de problemen
De Rekenkamers kunnen nu nog niet voorspellen hoeveel de decentralisatie per gemeente gaat kosten en wat de gevolgen zullen zijn. “De ene gemeente zal voldoende weerstandsvermogen hebben om dit te kunnen opvangen”, zegt Hofstra, “de andere misschien niet”. Hij voorspelt dat vooral kleinere gemeenten, die bijvoorbeeld ook kampen met tekorten uit grondexploitatie, in de problemen gaan komen.
Winstpakker
Volgens het Rijk is de eigen kracht van jongeren en hun gezinnen een ‘winstpakker’. Maar de verwachtingen zijn te hoog gespannen, zo stellen de Utrechtse en de Amsterdamse Rekenkamers: “‘Uit ons onderzoek blijkt dat het benutten van de eigen kracht moeilijker is dan gedacht.” Dat komt doordat de rol van professionals hierbij onduidelijk is en de ervaring met het inzetten van eigen kracht te gering. Op dit punt moet ook een cultuuromslag plaatsvinden, want hulpverleners zijn nog teveel geneigd om alles uit handen te nemen.
En dan zijn er nog ambtelijke randvoorwaarden die de invoering van decentralisatie bemoeilijken. “Gebrekkige registratiesystemen, bureaucratie, oude patronen, uiteenlopende belangen en verschillende kennisniveaus”, zo somt de Haagse Rekenkamer op.
Noodmaatregelen
De boodschap van de Rekenkamers kwam vrijwel tegelijk met een ‘briefadvies’ dat de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) stuurde aan staatssecretaris Marin van Rijn van VWS. Daarin staat dat het inkoopproces van jeugdzorg ernstig vertraging oploopt. Met driekwart van de instellingen is nog geen contract afgesloten en bijna de helft van de ondervraagde zorgaanbieders zegt dat geldproblemen of liquiditeitsproblemen het voortbestaan bedreigen. Er moeten noodmaatregelen worden genomen om de continuïteit van jeugdzorg te garanderen.
Een van die maatregelen is dat gemeenten jeugdzorg maandelijks voorfinancieren op basis van declaraties of bewijs van zorg, naar de prijs van dit jaar. Daarnaast zou er een aparte voorfinancieringsregeling moeten komen voor de grote landelijke aanbieders, die met heel veel gemeenten te maken krijgen.
Het kabinet stelt 200 miljoen euro beschikbaar voor het waarborgen van de continuïteit van de jeugdzorg van 2015 tot 2017, maar dat is volgens de TSJ te weinig. Dit omdat de groep gedupeerde zorgaanbieders veel groter wordt dan eerder is aangenomen.