Een nieuw bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker zal de klinische effectiviteit verbeteren. En met enkele aanpassingen aan de voorgestelde methode kan dat zelfs minder kosten, zo concludeerden vooraanstaande gynaecologisch oncologen, pathologen en statistici op 3 juli in Utrecht.
Per 1 januari 2016 zal het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker anders verlopen. De uitstrijkjes krijgen nu een cytologische screening, er wordt in het lab gekeken naar onrustige cellen die kunnen wijzen op voorstadia van baarmoederhalskanker. Vanaf 2016 zal dit veranderen naar een primaire screening naar het humaan papillomavirus (HPV). Want nagenoeg alle gevallen van baarmoederhalskanker worden veroorzaakt door HPV. Er zijn veertien HPV-genotypen met hoog risico op baarmoederhalskanker, waarvan HPV-types 16 en 18 een extra hoog risico geven. Als HPV wordt aangetroffen, dan wordt de vrouw alsnog cytologisch gescreend.
Budget impact
Deze methode is vastgesteld na positief advies van de Gezondheidsraad in 2011 en een implementatietoets van het RIVM in 2013. Op 3 juli zijn de resultaten besproken van de budget impact van HPV-genotypering bij een nationaal bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Daarbij waren drie vooraanstaande gynaecologisch oncologen aanwezig, een regionaal coördinerend patholoog, een biostatisticus met ervaring in HPV-screening, een vertegenwoordiger van een zorgverzekeraar en een vertegenwoordiging van Roche Diagnostics Nederland.
Strategieën
In het computermodel dat Roche ontwikkelde worden ‘klinische impact’ en ‘budget impact’ van verschillende screeningsstrategieën gedurende twee screeningscycli met een interval van vijf jaar met elkaar vergeleken.
De volgende strategieën zijn vergeleken:
- met HPV-genotypering in de primaire screening met herhaaltesten na zes maanden (1)
- zonder HPV-genotypering in de primaire screening met herhaaltesten na zes maanden (2)
- met HPV-genotypering zonder herhaaltesten na zes maanden (3)
Daarvoor zijn de testkarakteristieken van grote Nederlandse studies (POBASCAM en Vusa-Screen) in het model ingevoerd. Daarnaast zijn de Nederlandse kostprijzen en DBC-tarieven of de tarieven van de Uitvoeringstoets van het RIVM gebruikt.
Aanpassing
De conclusie is dat toevoegen van HPV-genotypering aan het bevolkingsonderzoek (strategie 1 en 3) de klinische effectiviteit verbetert. Maar de kosten zijn hoger. Dat is veel minder het geval bij de screeningstrategie zonder herhaaltesten. Tegelijkertijd lijkt deze strategie net zo veilig als de huidige screening. Hoewel er meer onderzoek nodig is om deze gegevens te bevestigen, lijkt een aanpassing aan de toekomstige screening even veilig en economisch verantwoord. De beste manier om dit te onderbouwen is om zoveel mogelijk genotyperingsdata te verzamelen uit het vernieuwde bevolkingsonderzoek.