Alleen als er verschil in aanbod tussen gemeenten optreedt is de overheveling van zorgtaken in het kader van de nieuwe Wmo geslaagd. Dat stelde Kees van der Burg, directeur-generaal langdurige zorg van het ministerie van VWS, tijdens het Skipr-congres over de transitie in de langdurige zorg.
Van der Burg onderstreepte daarmee de noodzaak van lokaal maatwerk, dat aansluit op de behoeften van individuele burgers. Deze kunnen per regio, gemeente of zelfs wijk verschillen. Eén van de grondgedachten achter de transitie is dat gemeenten de noden en wensen van de burger beter kennen dan de centrale overheid. Wel moeten de gemeenten voldoende beleidsvrijheid hebben om de verschillen recht te doen.
Verantwoordelijkheid
Volgens Van der Burg zal het ministerie van VWS de gemeenten hierbij niet voor de voeten lopen. “Als het aanbod voldoet aan de minimale kwaliteitseisen is er geen rol voor VWS”, aldus Van der Burg. “De verantwoordelijkheid voor het toezicht op kwaliteit ligt primair bij de lokale democratie. We hebben natuurlijk wel nog een verantwoordelijkheid jegens de burger. Als het structureel fout gaat, grijpen we in.”
Pragmatisme
Van der Burg is niet bevreesd dat de transitie gepaard zal gaan met allerlei nieuwe, extra bureaucratie. “Wat dit betreft kwam er pas geleden goed nieuws van het ledencongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)”, hield Van der Burg de bezorgde toehoorders in kasteel Vanenburg in Putten voor. “Hier werd een motie aangenomen over het gebruik van de inkoop- en declaratietaal door gemeenten. De gemeenten willen dezelfde standaarden gebruiken als de zorgkantoren, dat getuigt van een enorm pragmatisme.”