Bijna 70 procent van de kosten voor de medicamenteuze behandeling van diabetes komt voor rekening van één van de nieuwe diabetesmiddelen, terwijl deze niet worden aanbevolen in de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Dat zegt het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM).
Vorig schreven de huisartsen de nieuwe middelen aan zeker 10 duizend patiënten voor. Het IVM constateert dat huisartsen bij de behandeling van diabetes in bijna een kwart van alle gevallen waarin een extra geneesmiddel nodig is kiest voor één van de nieuwe glucoseverlagende middelen.
Schrikbarend
“Dat is een schrikbarend hoog percentage, vooral als je bedenkt dat er net zo goede en veel goedkopere alternatieven zijn waar we bovendien veel meer ervaring mee hebben”, reageert Anke Lambooij, apotheker bij het IVM. Inmiddels bedragen de kosten van de nieuwe middelen 68 procent van het totaalbedrag dat we aan diabetesmedicatie uitgeven.
Marketing
De nieuwe geneesmiddelen, ook wel aangeduid als DPP-4-remmers en GLP-1-agonisten, zijn niet alleen een stuk duurder dan de oude middelen, ook is er nog weinig bekend over eventuele complicaties en de veiligheid bij langdurig gebruik, zo waarschuwt het IVM. Mede om deze reden hebben de nieuwe middelen in de onlangs verschenen NHG-richtlijn niet de voorkeur. Op grond van de richtlijn zouden ze alleen in uitzonderingsgevallen voorgeschreven moeten worden.
IVM vermoedt dat de farmaceuten met hun marketing een stempel drukt op het voorschrijfgedrag van de huisartsen. “De industrie maakt veel reclame voor de nieuwe middelen, terwijl dat bij de oudere middelen niet meer gebeurt”, zegt Lambooij.