Innovatieve kleine zorgaanbieders mogen in bepaalde gevallen samen optrekken in de onderhandelingen met zorgverzekeraars of gemeenten. Dit zijn brancheorganisatie BTN, de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en VWS overeengekomen, zo blijkt uit een brief van staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer.
Op grond van de overeenkomst is het kleine aanbieders voortaan toegestaan om consortia te vormen, waarmee ze integrale, gezamenlijke producten kunnen aanbieden. Samenwerking aan aanbiederskant staat al snel op gespannen voet met de Mededingingswet, maar daar is volgens een woordvoerder van Van Rijn geen sprake van.
Verruiming aanbod
Volgens de woordvoerder, die ook namens de ACM spreekt, richt de Mededingingswet zich alleen tegen ‘slechte samenwerking’. Dit is samenwerking tussen aanbieders gericht op het verdelen van cliënten of het maken van prijsafspraken, waardoor de inkopende partij meer moet betalen. ‘Goede samenwerking’ (in Van Rijns brief ook aangeduid als ‘offensieve samenwerking‘) zorgt juist voor verruiming van het aanbod en grotere keuzevrijheid bij de inkopende partij. “Als inkopers graag geïntegreerde zorg willen inkopen, leidt de samenwerking de facto tot juist meer concurrentie, want er zal dan een (serieus) alternatief zijn voor grote, geïntegreerde speler”, aldus de woordvoerder.
Geen kartelvorming
De woordvoerder erkent dat samenwerken aan een integraal product de uitwisseling van bedrijfsgegevens tussen zorgaanbieders impliceert, maar dit is vanuit karteloogpunt geen beletsel. “Complementaire aanbieders zijn aanbieders die per definitie geen concurrenten van elkaar zijn”, aldus de woordvoerder. “Het zijn partijen die verschillende onderdelen van de zorg voor hun rekening nemen. Zij bieden niet hetzelfde product aan, maar een product in elkaars verlengde. Doordat het geen concurrenten zijn, en ze iets anders aanbieden, is er ook geen sprake van kartelvorming.”
Concurrentie
Consortia vormen ook geen oneerlijke concurrentie ten opzichte van de kleine aanbieders die niet in het consortium zitten, zegt de woordvoerder van Van Rijn desgevraagd. “Hier ligt een centrale rol voor de inkoper van de zorg. Als die een voorkeur heeft voor geïntegreerde zorg dan zal zo’n kleine speler het hoe dan ook moeilijk krijgen, omdat deze maar een deel van de zorg levert en dus niet kan voldoen aan de wens tot geïntegreerde zorg. Naast het consortium van kleine spelers blijven er sowieso een of meer grote spelers over. Er zal dus ten minste net zo veel concurrentie zijn als voor de samenwerking en wellicht dus zelfs meer. En ook andere kleine aanbieders kunnen eenzelfde consortium maken. ACM ziet toe op de concurrentie.”
Betere kansen
Het idee voor aanbodconsortia is oorspronkelijk afkomstig van BTN. De brancheorganisatie constateerde dat zorgverzekeraars en gemeenten het vaak lastig vinden om met veel kleine aanbieders zaken te doen. Het aan elkaar verbinden van kleine en innovatieve aanbieders geeft hen een stevigere positie in het veld van grote aanbieders en biedt hen een betere kans op een contract met de inkopende partij.