Het toezicht van rijksinspecties en marktautoriteiten, waaronder de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), moet effectiever. Dat stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het maandag uitgebrachte rapport ‘Toezien op publieke belangen’.
Risicogericht toezicht
De WRR pleit voor meer risicogericht toezicht. Daarbij moeten toezichthouders nadrukkelijk oog hebben voor risico’s die niet door wet- en regelgeving afgedekt worden”. De toezichthouder zou volgens dit idee niet meer alle onder toezicht staande organisaties controleren, maar een selectie daarvan op basis van risicoanalyse en risicoprofielen. “Het toezicht wordt intensiever daar waar de risico’s groter zijn”, aldus de WRR. Dat betekent bijvoorbeeld dat organisaties die goed presteren minder vaak toezichthouders over de vloer krijgen.
‘Te beperkt beleid’
Het huidige beleid is volgens de WRR onder meer “te beperkt om adequaat te kunnen (blijven) inspelen op de snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen en de steeds hoger gespannen verwachtingen”. De nadruk ligt vooral handhaving en sanctionering. De toezichthoudende instanties hebben “te weinig oog voor de meerwaarde en de opbrengsten van toezicht, inclusief de bijdragen aan het borgen of realiseren van publieke belangen”, luidt de kritiek van de WRR. Verder stelt de WRR dat er een trend lijkt te zijn “naar het ‘bekostigen’ van toezicht door het verhogen van de boeteopbrengsten.
Publieke belangen
In de beleidsvisie bepleit de WRR dat toezichthoudende overheidsinstanties zich laten leiden door de publieke belangen. Daarnaast zouden de maatschappelijke opbrengsten en de effectiviteit van toezicht meer aandacht moeten krijgen. De gewenste en gerealiseerde maatschappelijke opbrengsten van toezicht moeten hierbij inzichtelijk worden gemaakt, zodat deze tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Evidence-based en -informed werken biedt daarbij een belangrijk houvast, stelt de WRR.
Governance-benadering
Behalve dat publieke belangen als expliciet uitgangspunt moeten dienen bij toezichtvraagstukken, adviseert de WRR dat toezichthoudende instanties explicieter inspelen op de governance-structuur in een toezichtdomein. “Afwegingen rond het instellen, vormgeven en beëindigen van overheidstoezicht moeten gebaseerd zijn op een heldere analyse van de bestaande governance-structuur in een sector. Het gaat daarbij om het in kaart brengen en volgen van het gehele maatschappelijke krachtenveld in een toezichtdomein, inclusief de bestaande checks and balances, maatschappelijke (veer)krachten en prikkelstructuren. En vervolgens gaat het om de vraag welke functie toezicht in dat krachtenveld het beste kan vervullen om de gewenste maatschappelijke ordening dichterbij te brengen en publieke belangen te borgen. We spreken in dat verband over een governance-benadering van toezicht.`
Reflectieve rol toezichthouder
Verder ziet de WRR een reflectieve functie weggelegd voor toezichthouders. Zij bevinden zich in de positie dat zij vroegtijdig problemen kunnen signaleren waarbij publieke belangen in het geding zijn, of waar kansen liggen. De WRR doelt op het signaleren van domeinoverstijgende en grensoverschrijdende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals internationalisering, en domeinspecifieke ontwikkelingen zoals technologische innovaties “die van invloed zijn op publieke belangen, het aanwezige krachtenveld en de governance-structuur”. Ook noemt de WRR specifiek het analyseren van knelpunten in de wet- en regelgeving in relatie tot het eigen functioneren, of van maatschappelijke of sectorale ontwikkelingen die nieuwe of grotere risico’s met zich mee brengen. “Een reflectieve toezichthouder agendeert, spiegelt en voedt actief het publieke debat over ‘de staat van de sector’”, aldus de WRR in het rapport.
Borging kernwaarden
Het door de WRR voorgestelde “ruimere perspectief” vergt borging van drie kernwaarden, stelt de WRR. Dit zijn onpartijdigheid, onafhankelijkheid en publieke verantwoording. “Toezichthouders dienen gepaste afstand te houden tot bestuur en politiek en vanzelfsprekend ook tot de onder toezicht staanden. Alleen met een onpartijdige opstelling kan het toezicht maatschappelijke legitimiteit en publiek vertrouwen verwerven en behouden, en gezaghebbend ‘terugpraten’ naar de instituties die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de sector.”