Bestuurders in de zorg onderschatten het belang dat gebouwonderhoud heeft voor de continuïteit van de zorginstelling. Doordat er geen oog is voor het verband tussen onderhoud en het primaire proces, laten zorginstellingen de kans liggen om 10 tot 15 procent op de onderhoudskosten te besparen.
Dit stelt Jean-Marc Vloemans, senior adviseur bij vastgoeddienstverlener HEVO. Voor zorgbestuurders is het nut van het onderhoud van gebouwen onvoldoende tastbaar. Daardoor krijgt het onderwerp niet de aandacht die het verdient. Onderhoud wordt nu vooral ingezet ter ondersteuning van het facilitaire proces, terwijl het volgens Vloemans aantoonbaar toegevoegde waarde kan opleveren voor het primaire proces.
Kloof
Volgens Vloemans wordt het probleem gevoed door de kloof tussen zorgbestuurders en onderhoudstechnici. “Zorgbestuurders en onderhoudstechnici kennen elkaars belangen niet”, aldus Vloemans. “Aan de ene kant hebben bestuurders geen kennis van vastgoedonderhoud, aan de andere kant maken onderhoudstechnici geen koppeling tussen de eigen werkzaamheden en het primaire proces. Bestuurders en onderhoudstechnici werken zo langs elkaar heen. Dit leidt tot grote frustratie bij beide partijen en veel achterstallig onderhoud.”
Strategie
Een strategisch onderhoudsplan, bijvoorbeeld in de vorm van een APK voor zorggebouwen, biedt volgens Vloemans soelaas. Het doel van strategisch onderhoudsmanagement is om een koppeling te maken tussen de onderhoudsstrategie, de vastgoedstrategie en het primaire proces. Dergelijk strategisch vastgoedmanagement gaat volgens Vloemans verder dan het implementeren van NEN-normen of het opstellen van een meerjaren onderhoudsplanning. Door strategisch onderhoudsmanagement neemt de huisvestingskwaliteit toe en dalen de onderhoudskosten met 10 tot 15 procent, aldus Vloemans. Met een gemiddelde onderhoudsprijs van 25 tot 45 euro per bruto vloeroppervlak (BVO) kan die besparing per instelling al snel oplopen tot tienduizenden euro’s.