Er is geen empirisch bewijs voor de veronderstelling dat marktwerking in de zorg leidt tot een betere prijs-kwaliteitverhouding. Dat constateren Richard Heijink en Ilaria Mosca op basis van een onderzoek naar staaroperaties.
“Sinds de introductie van prijsconcurrentie in 2006 is er weinig beweging in contractprijzen van staarbehandelingen geweest”, constateren RIVM-onderzoeker Heijink en NZa-beleidsmedewerker Mosca in Economisch Statistische Berichten. “De substantiële prijsverschillen tussen ziekenhuizen zijn gelijk gebleven.”
Gemiddeld
Uit de inventarisatie blijkt dat de gemiddelde nominale prijs voor staaroperaties in de periode van 2006 tot en met 2009 rond de 1350 euro lag, met uitschieters naar beneden en boven van respectievelijk 1000 en 1600 euro. Met prijzen van tussen de 1050 en 1200 euro hanteren zelfstandige behandelcentra (zbc’s) over de hele linie significant lagere prijzen dan reguliere ziekenhuizen.
Prijsvechters
Dit heeft mogelijk te maken met het streven om marktaandeel te winnen door een scherpe prijsstelling. De aanwezigheid van prijsvechters heeft echter geen invloed op het algehele prijspeil van staaroperaties. De contractprijs per ziekenhuis blijkt over de jaren heen nauwelijks te variëren. Ziekenhuizen met een hoge prijs in 2006 hanteren ook een hoge prijs in 2009.
Geen bewijs
Ook specifieke marktomstandigheden zoals de mate van concentratie blijken geen invloed te hebben op de prijs. Dure aanbieders zijn terug te vinden in zowel gebieden met veel aanbieders van staaroperaties als in gebieden met weinig aanbieders. Volgens de onderzoeker is er evenmin een verband tussen prijs en kwaliteit waar te nemen. Goede kwaliteit is terug te vinden in zowel dure als goedkope ziekenhuizen. “Empirisch bewijs dat met prijsconcurrentie verbeteringen in doelmatigheid worden behaald, ontbreekt”, zo concluderen Heijink en Mosca.