Overheid en ICT vormen niet altijd een goede combinatie. In de voorbije jaren kregen we te maken met mislukkingen die de schatkist (dus ons) vele honderden miljoenen kostten: het patiëntendossier, de BRP, het pgb-systeem van de SVB, het project KEi van de Rechtspraak, etc. De parlementaire onderzoekscommissie, onder leiding van Ton Elias, schat, op grond van informatie van diverse deskundigen, dat het om een bedrag tussen de 1 en 5 miljard gaat. Geld dat beter besteed kan worden aan zorg, politie en onderwijs.
Om dergelijke miskleunen in het vervolg te voorkomen, is een reeks maatregelen getroffen, waaronder de instelling van een orgaan Bureau ICT-toetsing (BIT) dat risicovolle projecten toetst op haalbaarheid. Het spreekt voor zich dat projecten die negatief door het BIT beoordeeld worden in principe gestopt moeten worden, tenzij overtuigend en door het BIT getoetst wordt aangetoond dat alle aanbevelingen zijn/worden gevolgd.
Op papier zijn er dus de nodige veiligheden ingebouwd, maar “the proof of the pudding” is hoe ze in de praktijk werken. Wordt het oordeel van het BIT serieus gevolgd? Zo niet, dan kunnen we dus opnieuw problemen verwachten. Bij grote overheidsprojecten is bovendien de rol van de Kamer relevant. De Kamer vormt een extra veiligheidsventiel. Zij kan riskante projecten stoppen en/of alternatieve oplossingen aandragen. Dus is de vraag hoe de Kamer omgaat met de informatie die ze –onder andere vanuit het BIT- over projecten krijgt.
Tientallen miljoenen extra kosten
Onlangs kwam minister De Jonge met een Kamerbrief over de stand van zaken rond de bouw en uitrol van PGB 2.0: het systeem dat het afsluiten van contracten voor persoonsgebonden budgetten moet vergemakkelijken en het uitbetalen van declaraties versnellen. Zoals in alle voorgaande, is de toon van de brief uiterst positief, maar worden nieuwe vertragingen en tegenvallers gemeld. Bij de extra kosten gaat het niet om klein bier, maar om tientallen miljoenen.
Omdat de wording van PGB 2.0 redelijk goed is te volgen op basis van Kamerbrieven en andere stukken, kan er een patroon voor het mislukken van overheidsprojecten uit worden gedestilleerd. Kern daarvan is dat het geleerde van eerder mislukte projecten wordt genegeerd, evenals de adviezen van organen die zijn ingesteld om het mislukken van projecten te voorkomen. Waar in een organisatie die geld moet verdienen allang gestopt zou zijn, of veel eerder zou zijn ingegrepen, beperkt de Kamer zich tot het stellen van kritische vragen. Goedkopere en wel werkende alternatieven worden stelselmatig genegeerd “omdat men al zo ver is”. Gedurende het traject laden alle betrokken partijen zo veel medeverantwoordelijkheid op zich, dat niemand meer terug kan. Uiteindelijk dreigt er een project dat gierend uit de hand loopt en is het aan de nieuwe minister, die na de verkiezingen aantreedt, om vast te stellen dat er iets niet helemaal goed is gegaan waarna het project (mogelijk) gestopt wordt.
De verwachting
De nieuwe bewindsman die optreedt na nieuwe verkiezingen concludeert dat het project mislukt is en zet het alsnog stop waarna iedereen zich afvraagt hoe dit kon gebeuren. Gevolg: Degenen die afhankelijk zijn van een pgb staan nog steeds in de kou.
Hoe nu verder? Mijn advies is om het eindrapport van het parlementaire onderzoek naar ICT-projecten bij de overheid (vergaderjaar 2014-2015) weer eens uit een la te halen, af te stoffen en opnieuw te lezen. Verder dan het “woord vooraf van de commissie” hoeft men niet te lezen. Ik citeer:
“Dat de rijksoverheid een deel van haar ICT-projecten niet op orde heeft, waardoor onnodig belastinggeld wordt verspild, is een feit.” En “Onze commissie heeft er bewust voor gekozen om zo duidelijk mogelijk en met vermijding van de wolligheid die overheidsstukken vaak kenmerkt, op te schrijven wat de problemen zijn die ze heeft aangetroffen. Ook technische termen zijn zo duidelijk mogelijk weergegeven, regelmatig vertaald en soms «hertaald», omdat ICT bij de overheid van iedereen is en dan ook door iedereen begrepen zou moeten kunnen worden. Er is al veel gewonnen als niet alleen specialisten zich over ICT bij de overheid buigen, maar ook gebruikers en degenen die zouden behoren toe te zien op de inzet van overheidsgeld. Inderdaad: dat is ook forse kritiek op de Tweede Kamer zelf, die onvoldoende serieus werk maakt van de controle op dit terrein”.
Om te eindigen met “Als slechts enkele aanbevelingen worden uitgevoerd en de resterende niet, voorziet de commissie een herhaling van zetten uit het verleden en komt er wéér geen structurele oplossing voor de problemen. Dan blijft de rijksoverheid op dit vlak aanmodderen en belastinggeld verspillen. De commissie zou dat als een gemiste kans zien – niet de eerste op dit terrein”.
Paul Witteman
Raad van Bestuur InoCare