“Mijn moeder heeft 10 jaar in het oude huis gewoond, tot 2000 en mijn man woont nu al weer 2 jaar hier in de nieuwbouw.” We zitten op een afscheidsfeestje van een van de collega’s uit de zorg en onherroepelijk komen er allerlei herinneringen boven, als ik in gesprek raak met een partner van een van de bewoners van de zorglocatie.
Interessant, iemand die de ouderwetse en moderne zorg zo goed kan vergelijken. “Dan is de zorg nu toch wel een stuk beter?” opper ik. “Nee hoor”, antwoordt ze gedecideerd. “Het ziet er wel allemaal mooier uit. Mooie slaapkamer en badkamer. En de verzorgsters zijn heel lief. Maar het is altijd afwachten wie er werkt. Als het een bekende is, loopt het goed. Maar soms zijn er uitzendkrachten en dan zijn de bewoners niet gerust, dat zie je. Vroeger waren de verzorgsters ook lief en dan was er een heel team. Dan was er altijd wel iemand die mijn moeder goed kende en dat stelde haar gerust.”
Van iedereen
De zorg voor mensen met dementie is in de afgelopen decennia sterk geëvolueerd. Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen aan de VU in Amsterdam, typeerde deze ontwikkeling ooit eens als volgt:
Eerst was dementie van de dokters. Zij ontdekten verschillende ziektebeelden, beschreven deze, gingen op zoek naar farmacologische behandelingen en stichtten verpleeghuizen als ziekenhuis-vervangende zorginstellingen. Toen werd dementie van de psychologen. Zij gingen uit van beleving in verschillende fasen van dementie, zij gaven psycho-educatie in cafés, ontwikkelde theorieën bij tot dan toe onbegrepen gedrag en creëerden een therapeutische omgeving, waar mensen met dementie zich gesteund en begrepen wisten.
Tenslotte, zo stelde Hertogh, werd in de afgelopen decennia dementie “van iedereen”. Van Hugo Borst, Adelheid Roosen en Jan Slagter. Van zorgondernemers, trainers, (kwaliteits)managers, adviseurs en patiëntenorganisaties. Zij dwongen af dat de zorg voor mensen met dementie geboden werd op een manier die paste bij hun vader, moeder of partner of zoals zij dat voor zichzelf zouden wensen. Met een gewoon dagelijks leven, dingen doen die je altijd gedaan hebt, lekker eten en drinken, bewegings- en keuzevrijheid, volwaardige behuizing, privacy en acceptatie in een dementievriendelijke samenleving.
Uitzendkrachten
Mijn kordate gesprekspartner op het feestje twijfelde er niet aan dat er met de transitie naar andere woonzorg voor mensen met dementie, essentiële waarden verloren gegaan zijn. Ik zie als psycholoog ook dat het zorgvuldig opgebouwde therapeutische klimaat in de woningen onmogelijk geborgd kan worden door uitzendkrachten, hoe goed ze vaak ook zijn in hun vak. De komst van een relatief onbekende persoon roept nu eenmaal bij veel mensen met dementie angst en weerstand op. Daar kunnen we met goede rapportages, handelingsplannen en warme overdrachten helaas niet heel veel aan veranderen.
Het is wijsheid achteraf, maar we hadden het kunnen weten, redenerend vanuit de gehechtsheidstheorie van Bolwby, door psycholoog Bère Miesen zo prachtig vertaald naar dementie. Mensen met dementie hebben niet zomaar een verzorgende nodig, ze zoeken hechtingsfiguren. En hechting en vertrouwen bouw je alleen op door elkaar langzaam maar zeker steeds beter te leren kennen.
Verschillende perspectieven op de zorg voor mensen met dementie zijn van grote waarde. Dementie heeft immers invloed op alle aspecten van je leven en vraagt dus op al die domeinen theorievorming en deskundigheid. De uitdaging blijft om kennis uit de diverse invalshoeken optimaal te benutten, alles samen te laten komen, niets terzijde te wijzen. Pas dan kun je echt goede zorg bieden en een menswaardig bestaan. Dat betekent dus nog veel meer met elkaar in gesprek gaan, samen-scholen en nieuwsgierig zijn naar de kennis van de ander. Nog een wereld (terug) te winnen!