Samen met een jongen van een jaar of elf wandel ik naar de bouwmarkt om verf te kopen. Dat wil zeggen: ik duw zijn wagentje voort. Hij heeft lichamelijke en verstandelijke beperkingen en ik ben hier op werkbezoek.
We moeten een poosje wachten tot de anderen de juiste verf hebben gevonden. Dan doen we maar even een spelletje: plotseling het tempo verhogen en daarna stoppen. De jongen reageert enthousiast, we hebben grote pret. Met mijn kinderen deed ik voeger ook wel zulke spelletjes. Mensen zagen ons dan vriendelijk en welwillend aan. Maar de blikken die ik nu krijg zijn anders: koud en afstandelijk. Mensen wenden zich af.
Hoe zou dat komen? Onbekendheid met mensen met een beperking speelt, denk ik, een grote rol. En een gevoel van ongemakkelijkheid. Dat mensen met een beperking – zeker vroeger – vaak op afgezonderde plekken werden ondergebracht, heeft hun acceptatie in de samenleving niet verbeterd.
Steunkousen
In een organisatie voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel ontmoet ik een vrouw die, voordat zij een hersenbloeding kreeg, zelf hier werkte. Vroeger waren sommige andere mensen hier haar cliënten. Zij ziet nog goed wat zij nodig hebben aan dagelijkse hulp. Maar als ze iemand helpt met de steunkousen, wordt ze teruggefloten. Begrijpelijk, want wie weet wat ze nog meer gaat doen. Ze wil graag iets betekenen voor anderen. Waar zou ze die vaardigheden beter kunnen benutten? Opnieuw speelt onbekendheid een rol.
Mensen met een beperking zijn weinig zichtbaar in de samenleving. En hun ondersteuning is het best bewaarde geheim in de zorg. Begeleiders weten hoe ze mensen met een beperking kunnen helpen om zich toch te ontwikkelen, op een manier die ze zelf willen. Met voldoende vrijheid en informatie, maar zonder hen te overvragen. Hun expertise kan ook veel betekenen voor andere sectoren, zoals de gzz en de verslavingszorg, waar we graag nauwer mee samenwerken.
Gezien worden
Binnen de gezondheidszorg neemt de gehandicaptenzorg een aparte plek in. Want ondersteuning is slechts een deel van het verhaal. Ons doel is mensen te helpen om in de samenleving zo goed mogelijk het leven te leiden dat ze zelf willen. Daarvoor is het nodig dat zij ook door anderen worden gezien en dat er plekken zijn waar zij hun mogelijkheden kunnen ontwikkelen.
Na een plan voor de ouderenzorg en een plan voor de jeugd kondigt de minister van VWS een plan aan voor de gehandicaptenzorg, dat hij in juni openbaarmaakt. Ik hoop dat dit plan ook gaat over onderwijs, werk, inkomen, vrijetijdsbesteding en huisvesting. Onder dat plan moeten dan meerdere namen komen te staan. Niet alleen die van Hugo de Jonge, maar ook Kajsa Ollongren, Ingrid van Engelshoven, Wouter Koolmees, Paul Blokhuis en Tamara van Ark. Het leggen van verbindingen is onze uitdaging, in de bouwmarkt, in de zorg en in het kabinet.
Frank Bluiminck
Directeur Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland