Op 10 april presenteerde minister Hugo de Jonge van VWS zijn nieuwe loot aan zijn boom vol grootste plannen voor de zorg. Dit document geeft het beleid weer dat als rechtvaardiging geldt voor de 2,1 miljard euro die de overheid heeft gekoppeld aan betere verpleeghuiszorg. Trots meldt de minister dat het budget verpleeghuiszorg omhoog gaat naar 13,1 miljard euro en geeft tegelijk streng aan dat het geld direct weer teruggehaald wordt als de doelen van het beleid niet bereikt worden.
Dat is overigens niet meteen betere verpleeghuiszorg, maar vooral de tastbare toename van het personeel met minimaal 10.000 fte per jaar. En omdat in de zorg redelijk veel parttime wordt gewerkt gaat het om tienduizenden banen. Dat lijkt toch goed nieuws. Toch?
BTN heeft vanaf het begin vraagtekens geplaatst bij deze benadering. En dat is niet alleen omdat – zoals ook het CBS aangeeft – er een ontwrichting dreigt voor de zorgsector nu één onderdeel daarvan zo’n grote kapitaalinjectie krijgt. De koopkracht aan de kant van de verpleeghuizen stijgt fors, maar belangrijker: het is de minister die overal roept dat hij het geld terughaalt als er geen nieuwe mensen aangenomen worden. En waar zijn die nieuwe mensen nu te vinden als opleiden jaren duurt en de opleidingen ook nog eens een numerus fixus hebben: juist bij de andere aanbieders van zorg die niet die kapitaalinjectie gekregen hebben!
Goede verpleegzorg
De belangrijkste bezwaren van BTN hebben echter niet met de arbeidsmarkt te maken, hoewel die gevolgen zeer ernstig kunnen zijn, maar met de inhoudelijke vraagstelling zelf. In de eerste plaats is het misschien goed te onderstrepen dat het wat BTN betreft om goede verpleegzorg moet gaan. Zonder het ‘huis’ in de vergelijking. Dat is niet alleen omdat leden van BTN staan voor zorg thuis – ook BTN heeft leden met verpleeghuizen – maar omdat de notie van goede zorg in het kwaliteitskader ook vertrekt vanuit de cliënt die thuis woont, ongeacht waar dat huis staat.
En als we weten – wij bij BTN in ieder geval wel – dat de meeste mensen thuis zorg willen krijgen, ook nog wel eens tot een punt waarop het niet meer verantwoord kan, de capaciteit aan verpleeghuisplaatsen al jaren gelijk is, de demografische ontwikkelingen laten zien dat er een grote vergrijzing plaatsvindt en de mensen ouder worden ongeacht hun kwetsbaarheid. En, niet het minst belangrijk, nu op dit moment maar een klein percentage van de kwetsbare ouderen die zorg nodig hebben in een verpleeghuis wonen. Het overgrote deel van ouderen die zorg nodig heeft woont gewoon thuis en krijgt daar zorg, ook verpleegzorg. En die hebben niets aan die 2,1 miljard euro die nu in de verpleegHUISzorg terechtkomt.
Ja, op termijn wel, als ze in een noodsituatie via een crisisplaatsing meestal ver van hun woonplaats en sociale netwerk worden opgenomen. Of als ze na heel lang wachten op de wachtlijst met een toegenomen kwetsbaarheid met een veel zwaardere zorgvraag, eindelijk een plek hebben in een verpleeghuis om daar de laatste maanden van hun leven door te brengen. Meestal nadat ze al lange tijd – soms als het eigenlijk niet meer verantwoord was, maar net niet erg genoeg – op de wachtlijst stonden en mogelijk niet de verpleegzorg kregen die bij de ernst van hun situatie past. Want in de meeste verpleeghuizen wordt ook nu al goede zorg verleend. Internationaal scoren we behoorlijk goed. Maar er zijn nu wel verschillen in kwaliteit aan te wijzen. En die mogen van ons natuurlijk per direct verbeteren. De vraag voor ons is echter of dat nu gaat via dat opgelegd pandoer van de aanstaande ‘ratrace’ om schaarse personeelsleden.
Kwaliteit
Uiteindelijk gaat het om betere kwaliteit verpleegzorg (zonder huis, maar mag wel in huis) en tevreden cliënten en naasten. En daar raken we de kern van ons bezwaar tegen de plannen van de minister: betere kwaliteit van verpleegzorg krijg je door te investeren in zorg thuis!
Een verpleeghuis moet geen eiland zijn. Door verbinding te zoeken met zorgpartijen in de wijk, outreachend te werken en kennis en kunde extramuraal in te zetten, het zoeken van afstemming met gemeentelijk wijkgericht werken, huisartsen en wijkverpleging, kunnen gezamenlijk werkende zorgverleners binnen en buiten het verpleeghuis vaststellen waar de kwetsbaren groepen zitten en hoe het staat met hun ontwikkeling op bij hen denkbare zorgtrajecten. Voor iedereen geldt immers dat naar mate men ouder wordt er kwetsbaarheden ontstaan die uiteindelijk resulteren in toenemende zorgvraag. Ook als de kwetsbaarheid met eenzaamheid of financiële zorgen samenhangt.
Zorgketens
Door deze werkwijze kunnen de kwetsbaarheden in het ‘bedieningsgebied’ beter in kaart komen en kan er al veel betere zorg verleend worden op ‘de oprijlaan in de richting van het verpleeghuis’. Dan ontstaan er echte zorgketens die over de financiële schotten heen (die decentralisatie zal later als historische fout in de geschiedenisboeken komen) een optimaal en doelmatig zorgaanbod organiseren op de zorgvraag die met de geconstateerde kwetsbaarheid samenhangt. En dan zullen door de andere wijze van organiseren van zorg ook nieuwe zorgconcepten ontstaan tussen ‘thuis en in huis’. Ook dat is een probleem met beleidsplan van de minister: volstrekt niet toekomstgericht maar vooral gericht op het in stand houden van de huidige werkwijze!
Hans Buijing
Bestuurder Branchevereniging Thuiszorg Nederland (BTN)