Dinsdag presenteerde minister Hugo de Jonge het programma ‘Thuis in het verpleeghuis’, dat beschrijft hoe de verpleeghuiszorg de komende jaren merkbaar en meetbaar verbeterd moet worden. Het doel is voldoende tijd, aandacht en goede zorg voor alle bewoners. Hiervoor is op basis van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg in het regeerakkoord structureel 2,1 miljard euro vrijgemaakt.
Dit geld mag echter niet vrijblijvend besteed worden. Iedere organisatie moet vooraf uitleggen waaraan zij het geld wil uitgeven. En als achteraf blijkt dat het niet goed besteed is, dan wordt het geld teruggevorderd. “Zo kunnen we de kosten beperken tot 2,1 miljard euro en komt dit bedrag voor een betere verpleeghuiszorg ook echt bij de bewoners terecht en niet bij onnodige overhead”, aldus De Jonge in een interview met de NOS.
Tot dusver een boodschap waarmee weinigen het oneens zullen zijn. Waarom zou je immers geld willen besteden aan onnodige overhead? Of aan onnodige zorg of onnodige medicatie? Het spreekt voor zich dat onnodig geld uitgeven, waaraan dan ook, nooit de bedoeling kan zijn.
Schimmig
Het wordt echter wat schimmiger naarmate het concreter wordt. In de rapportage van De Jonge wordt namelijk aangegeven dat minimaal 85 procent van de extra middelen geoormerkt wordt voor extra personeel en maximaal 15 procent voor andere investeringen. Bovendien is te lezen dat de genoemde percentages een richtsnoer zijn, waarvan “lokaal adequaat gemotiveerd kan worden afgeweken”. Onvoldoende duidelijk blijft wat er precies binnen die 15 procent valt. In ieder geval dus ‘onnodige overhead’. In het plan wordt aangegeven dat er genormeerde tarieven komen waarin deze onnodige overhead wordt verminderd. Maar wat wordt hier nou precies mee bedoeld? In het rapport zelf wordt gesproken over administratieve lasten en bureaucratie en in de diverse media ook over management en dure gebouwen. Waar die 15 procent op gebaseerd is en wat er nu precies wel en niet onder valt, is vooralsnog niet helder.
Uit de Benchmark Care van Berenschot blijkt dat vvt-organisaties gemiddeld 17,1 procent van de totale uitgaven besteden aan overhead. Bij een kwart van de organisaties is dit 15,2 procent of minder. De overige kosten worden voornamelijk besteed aan zorgpersoneel, hotelfuncties (zoals schoonmaak- en voedingspersoneel), aan bewonergebonden kosten (zoals medicatie en verpleegmiddelen) en aan huisvesting (kantoor én woonruimte). Berenschot voert bijna twintig jaar gestructureerd onderzoek uit naar overhead, binnen inmiddels ruim veertig sectoren. Hierbij valt op dat de vvt behoort tot die sectoren met een relatief lage overhead.
Effectief
Met de term ‘onnodige overhead’ wordt impliciet aangegeven dat er ook ‘nodige’ overhead bestaat. Dit is in lijn met hetgeen wij al jaren roepen. Zonder overhead kan geen organisatie bestaan. Er is bijvoorbeeld altijd enige aansturing nodig, salarissen en facturen moeten worden betaald en ICT moet werken. Daarmee pleiten wij niet voor méér overhead, maar vooral voor een zo effectief en efficiënt mogelijke overhead. Zoals we in ons eerdere artikel ‘De onzin van een overheadnorm’ hebben aangegeven heeft normeren in dit geval geen zin. Richtlijnen en spiegelinformatie die hierbij helpen wel.
Ieders streven is goede en betaalbare zorg. En iedereen is het erover eens dat daar het (extra) geld aan besteed moet worden. Dat verenigt alle partijen en is een gezamenlijke, maar tegelijkertijd ingewikkelde verantwoordelijkheid. Wij zien in het plan een opening om hierover met elkaar kritisch en zo onderbouwd mogelijk het gesprek aan te gaan. Dat niet dichtgetimmerd is wat daarbij wel en niet binnen de genoemde percentages valt en dat er ruimte is om hier gemotiveerd van af te wijken, is wellicht meer de sleutel dan het slot. Laten we ons daarom vooral richten op wat ons bindt en voorkomen dat we allemaal naar hetzelfde kijken, maar wat anders zien.
Marvin Hanekamp
Senior managing consultant bij Berenschot