Zo aan het eind van een jaar ontstaat bijna als vanzelf de neiging tot overpeinzingen.
InEen begon 2017 met het uitbrengen van het boekje ‘Toekomstverkenningen 2030’. Hierin beschreven we, samen met leden, hoe de zorg er in 2030 uit zou kunnen zien. Aan het einde van 2017 hebben we ons nieuwe meerjarenbeleidsplan vastgesteld, met ook daarin aandacht voor de (midden)lange termijn. Denkend aan de toekomst is een belangrijke, niet te missen ontwikkeling, alles rondom e-health en meer regie voor patiënten.
Zelfregie
De beloftes die er vanuit gaan zijn nog lang niet verzilverd, zo bleek ook weer uit de recente E-health-monitor. In andere sectoren zien we al wel wat voor enorme veranderingen nieuwe technologieën teweeg kunnen brengen. Dat zal ook in de zorg gaan gebeuren. Met behulp van e-health zullen zelfmanagement en zelfregie van de chronische patiënt versterkt worden en kunnen mensen in de toekomst in veel gevallen eerst zelf de ernst van hun klacht inschatten met een zelftriage instrument van de huisartsenpost voordat ze de post bellen.
Op de achtergrond worden daarvoor nu al belangrijke stappen gezet: zelfzorgplatforms van Zelfzorg Ondersteund, monitoring, diagnostiek en zorg op afstand, big data-analyses en zelfdiagnostiek door de patiënt. Toegang tot en uitwisseling van gegevens zijn daarbij vanzelfsprekend cruciaal. Gegevens van de patiënt zelf, maar ook gegevens uit de medische systemen.
Chronische aandoeningen
Het zorgbrede Informatieberaad heeft een jaar geleden outcome-doelstellingen vastgesteld. Een ervan gaat over het bieden van toegang van patiënten tot hun medische gegevens. Waarom zouden we dit willen? Niet alleen vanwege de wettelijke verplichtingen die op ons afkomen, nee, juist vooral vanwege de rol die toegang tot informatie kan spelen om de patiënt meer bij zijn zorg te betrekken. Het aantal mensen met een chronische aandoening stijgt en zal ook nog even blijven stijgen. We zien bij Zelfzorg Ondersteund dat een deel van deze groep in staat is én de wil heeft om samen met de zorgverleners de regie te voeren over hun omgang met hun ziekte. Als professional wil je samenwerken met deze patiënten, hen betrekken en ook samen beslissen.
Bijkomend voordeel van deze manier van werken is dat het de toenemende druk op het zorgsysteem wat kan verlichten. Daar waar de samenwerking tussen patiënten en zorgverlener op deze manier gestalte krijgt – samenwerken mét patiënten, in plaats van het werken vóór patiënten – blijkt het zowel patiënten als professionals goed te bevallen.
Gegevens
Beschikbaarheid van gegevens is daarvoor wel een must. Er worden al belangrijke stappen gezet om de patiënt toegang te geven tot zijn gegevens. Via MedMij moeten deze gegevens in persoonlijke gezondheidsomgevingen worden gepresenteerd. De zelfzorgplatforms van Zelfzorg Ondersteund lopen hier voor chronische patiënten al op vooruit. De ziekenhuissector maakt gegevens, gestimuleerd door VIPP-subsidies, voor hun patiënten beschikbaar.
Nu komt het merendeel van de bevolking (gelukkig) niet of nauwelijks in het ziekenhuis. Wel komen ze, zeker mensen met een chronische aandoening, zeer geregeld bij hun eerstelijns zorgverleners. Die gegevens zijn nog maar mondjesmaat voor patiënten beschikbaar. Naar analogie van VIPP werken LHV, NHG en InEen daarom samen aan het ontwikkelen van een stimuleringsprogramma voor informatie-uitwisseling tussen patiënt en professional.
Wat zou het goed zijn om die eerstelijnsgegevens voor chronische patiënten beschikbaar te hebben. Moeten we wachten op MedMij en de Persoonlijke Gezondheidsomgevingen? Of kunnen we al eerder aan de slag? Kunnen we in 2018 al beginnen? Aan InEen zal het niet liggen. Samen met de andere eerstelijns koepels en eerstelijnszorgverleners pakken we de handschoen graag op.
Directeur InEen