Kwetsbare ouderen hebben vaak te maken met talrijke zorgverleners. Dat zou zomaar teveel van het goede kunnen zijn.
Stel dat in een netwerk iedereen met iedereen is verbonden met een lijn. En laten we het aantal lijnen tellen dat zodoende ontstaat. Bij twee personen is dat er 1. Bij drie personen zijn het er 3. Bij vier tellen we er 6 en bij vijf personen 15. Bij tien personen zijn het er 55 en bij vijftien personen is het aantal onderlinge relaties geëxplodeerd tot maar liefst 120. Ergo, het aantal bilaterale verbindingen neemt met de groei van een groep niet lineair toe, maar exponentieel.
Mensen die hierover kunnen meepraten zijn kwetsbare ouderen die nog thuis wonen. Die hebben te maken met de huisarts en vaak ook met een praktijkondersteuner, een paar medisch specialisten, enkele wijkverpleegkundigen, mensen voor de schoonmaak, de fysiotherapeut, de apotheker, een ploegje mantelzorgers, de gemeente-ambtenaar voor het keukentafelgesprek en mogelijk nog meer personen. Opgeteld komt dat al snel op een groep van vijftien zorgverleners, zeker als een deel daarvan parttimer is waardoor het aantal gezichten alleen maar extra stijgt.
Optimale zorg vergt van zorgverleners dat ze informatie uitwisselen en over data beschikken die juist en actueel zijn, gezamenlijk het behandelplan bepalen en een gemeenschappelijk inzicht hebben in wat de patiënt nodig heeft in welke volgorde en op welk moment.
Patiënt de dupe
Maar dat is door het exponentiële karakter van de bilaterale verbindingen geen sinecure. Een groep van pakweg vijftien professionals is al veel te groot om te orkestreren op zowel inhoud als proces. Iedere zorgverlener kan daarover meepraten. Er wordt langs elkaar heen gewerkt, misverstanden zijn aan de orde van de dag, er wordt dubbel werk gedaan of er blijven juist taken liggen. De patiënt is daarvan de dupe.
Als symptomen van deze problematiek zien we vaak de komst van casemanagers, protocollen, vinklijsten, rapportages, mailverkeer, overdrachtsdocumenten en wat dies meer zij. Allemaal bedoeld om het gebrek aan afstemming en haperende informatie-uitwisseling over het zorgproces te compenseren. Dat dit grote overheadkosten, inefficiënties en demotivatie van professionals met zich meebrengt, is evident.
Het is opmerkelijk dat deze effecten wel terecht worden bekritiseerd, maar dat het probleem niet bij de wortel lijkt te worden aangepakt. Het aantal zorgverleners dat zich met een patiënt bemoeit, is veelal te hoog. Door gericht de hoeveelheid actoren rondom de patiënt te reduceren – lees: het team zo klein mogelijk te maken – wordt het zorgproces hanteerbaarder. Ieder individu minder zet zoden aan de dijk. Met dank aan het exponentiële effect, dit keer in omgekeerde richting.
Terugdringen van zorgdrukte
Zorgverleners en zorginstellingen doen er goed aan hier bewust bij stil te staan. Het terugdringen van zorgdrukte rondom de patiënt zou een expliciet doel moeten worden. Door taken te concentreren bij een zo klein mogelijk aantal personen en dus zo min mogelijk uit te smeren over invallers en ondersteuners. Dat levert betere processen op, lagere kosten en hogere kwaliteit.
Hoe minder zorgverleners rondom een patiënt, hoe beter!