Kan een minister van ouderenbeleid het probleem van de vergrijzing omzetten in een kans? Het gevaar dreigt dat zo’n nieuwe bewindspersoon strandt in beleidsdiscussies. Beter is een staatssecretaris die de beuk erin gooit.
De bestuursvoorzitter van de Amsterdamse zorgaanbieder Cordaan, Eelco Damen, pleit in Trouw van 31 mei voor een minister van ouderenbeleid. Damen voert terecht aan dat de vergrijzing helemaal geen probleem hoeft te zijn en dat ouderen zelfs een groot maatschappelijk kapitaal (onze woorden) vertegenwoordigen. Maar dan moeten ouderen wel de kans krijgen: bijvoorbeeld door te zorgen voor aanpasbare woningen, een enthousiast sociaal netwerk en dat hun mobiliteit intact blijft. Ouderenbeleid gaat dus niet alleen over zorg.
Doorzettingsmacht
Maar een minister voor ouderenbeleid is geen effectieve oplossing. Zoiets vergt een majeure organisatorische operatie, en iets waar we de politieke partijen (nog) niet over gehoord hebben. Een programmaminister dan? Met slechts een handjevol ambtenaren, die ook nog zeggenschap moeten veroveren op bestaande machtsstructuren, kom je niet ver.
Hoe het wel moet, leert ons de geschiedenis van Jan Schaefer, staatssecretaris voor Volkshuisvesting in het kabinet Den Uyl. Toen hij in 1973 aantrad was er een enorm tekort aan goede en betaalbare woningen. De binnensteden waren verkrot en nieuwbouw was er nauwelijks. Schaefer had maar één doel: vierkante meters opleveren.
Louis Hoeks beschrijft in zijn uitstekende Schaefer-biografie ‘In geouwehoer kun je niet wonen’ hoe dat ging: het land in en ondersteund met een zak subsidiegeld harde afspraken maken met wethouders over te bouwen woningen. Geen moeilijke regelingen maar boter bij de vis, want Schaefer had een hekel aan ambtelijke procedures en walste daar met veel plezier overheen.
Uit de aanpak van Schaefer kunnen we een viertal lessen trekken waardoor we ouderen goed in de samenleving mee kunnen laten draaien:
1. Zet de nieuwe bewindspersoon neer als staatssecretaris, bijvoorbeeld op Sociale Zaken, voor een breder perspectief dan alleen zorg;
2. Verdoe geen tijd met het formuleren van beleid maar stel een aantal concrete doelen, doe er budget bij en ga aan het werk;
3. Zorg voor politiek draagvlak en rugdekking in de ministerraad en de Tweede Kamer;
4. Bedenk voor wie je aan het werk bent. Stel altijd de vraag: hoe worden ouderen hier beter
van.
Werk voor resultaten
De moeilijkste uitdaging is het benoemen en realiseren van concrete doelen, zonder in beleidsdiscussies te verzanden. Een relatief simpel doel is bijvoorbeeld alle nieuwe woningen levensloopbestendig – dus aanpasbaar – te laten bouwen. Een aanpassing van het Bouwbesluit is daarvoor voldoende, en daarna moeten de gemeenten achter de broek aan worden gezeten. En ook: geef de huisarts voldoende tijd en geld om preventief te werken. Laat dit eventueel rechtstreeks door VWS financieren.
Een ander doel is het snel opleveren van e-health-en sociale media-toepassingen die het langer zelfstandig wonen van ouderen en de betrokkenheid van de sociale omgeving stimuleren. Maak daarbij bijvoorbeeld gebruik van digital health accelerators om de oplossingen in zes maanden te finetunen. Deze moeten dan wel volgens de Schaefer-principes werken, met een lage toegangsdrempel en zonder bureaucratische rompslomp.
Alleen zo kunnen we ouderen in juist hun kracht en mogelijkheden ondersteunen. Daarvoor is een doordouwer met een stevig budget nodig, bij voorkeur van buiten de zorgsector. De formateur mag ons bellen voor een namenlijstje.
Zelfstandig adviseurs in de zorgsector