Hoe een overgangsjaar een verdienmodel werd voor zorgverzekeraars. Een terugblik op het eerste jaar wijkverpleging binnen de Zvw.
Met de overheveling van de wijkverpleegkundige zorg van de AWBZ naar Zvw vanaf 2015 is de financiering daarvan veranderd. Waar zorgkantoren voorheen verantwoordelijk waren voor contractering is dit sinds 2015 de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Door de grote onzekerheid over de consequenties van dit besluit heeft de minister 2015 uitgeroepen tot overgangsjaar.
In dat jaar werd zorginkoop via representatie toegestaan, zodat maximaal 2 zorgverzekeraars (representanten) namens alle zorgverzekeraars zorg konden inkopen. Daarbij werd aangegeven dat sprake is van “een tussenstap richting concurrentiële zorginkoop”.
Gezamenlijk verantwoordelijk
In reactie hierop hebben verzekeraars een gezamenlijk inkoopbeleid opgesteld, met als belangrijk element dat “risico’s niet eenzijdig bij 1 partij komen te liggen, maar alle betrokkenen een gezamenlijke verantwoordelijkheid voelen”.
Terecht, want het karakter van een overgangsperiode is dat de consequenties nog niet duidelijk zijn. Bedenk daarbij dat omzetafspraken daarom moeilijk te overzien waren en bovendien in het verleden eerder als indicatief werden gezien dan als harde grens.
Aan mooie woorden op dat moment dus geen gebrek. Maar hebben zorgverzekeraars hier zich aan gehouden? Helaas niet.
Haken en ogen
Halverwege 2015 werd duidelijk dat er nogal wat haken en ogen aan de contractering zaten. Zo moesten er al Kamervragen gesteld worden over de continuïteit van de zorg door de krappe budgetten binnen de wijkverpleging. Diverse instellingen kampten met zorgkostenplafonds die halverwege het jaar al in zicht waren, maar bleven verplicht zorg te leveren zonder recht op betaling.
Halverwege 2016 confronteerden zorgverzekeraars instellingen met claims op grond van overschrijding van het overeengekomen plafond. Zorgverzekeraars leken ineens niet meer te beseffen dat 2015 een overgangsjaar was. De mooi verwoorde collectieve doelstelling lijkt uit het oog verloren en plaats te hebben gemaakt voor de wens de eigen kas te vullen.
Ook de redelijkheid zijn zij uit het oog verloren. Dat veel instellingen tijdig aan de bel hebben getrokken, enorm hun best hebben gedaan om te komen tot kostenreductie en in veel gevallen niets konden doen aan de overschrijding als gevolg van ontwikkelingen in de markt en bijvoorbeeld opvang als gevolg van faillissementen binnen de wijkverpleging, de toenemende zorgvraag en de substitutie van de tweede naar de eerste lijn is kennelijk allemaal niet relevant.
Voor niets
Dat is merkwaardig, want als we willen dat ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen, dan is het evident dat er meer verzorging aan huis nodig is. De noodklok die instellingen en brancheverenigingen vroegtijdig hebben geluid lijkt daarmee voor niets geweest.
Dat uiteindelijk landelijk sprake is geweest van een onderschrijding (het totaal bedrag aan overschrijdingen van zorgaanbieders die over hun budget zijn gegaan is lager dan het totaal bedrag van de zorgaanbieders die daaronder zijn gebleven) en verzekeraars feitelijk geen nadeel hebben gehad, is voor verzekeraars geen reden de bedoeling van het overgangsjaar te respecteren.
Van het begrip overgangsjaar lijkt dus niets terecht te komen. Zorgverzekeraars verleggen op die manier het volledige risico naar de instellingen. Daarmee verliezen zorgverzekeraars in feite de functie van verzekeraar waarmee zij de discussie om terug te keren naar een nationaal zorgfonds zelf voeden!
Gelukkig is er het nodige in te brengen tegen de claims van de verzekeraars op basis van de opbrengstverrekeningen.
Eldermans|Geerts