Net als bij woningcorporaties en financiële instellingen heeft de zorg een onafhankelijke toetsing ofwel certificering van de governance nodig. Het voorkomt bedrijfsblindheid, helpt processen te optimaliseren, geeft een objectieve erkenning, jaagt het proces van continue verbeteringen aan, geeft vertrouwen aan externe stakeholders en de audit geeft waardevolle adviezen over beheersing van risico’s.
Half werk
Uiteraard is er al enig toezicht op de governance van zorgorganisaties, zoals de accreditatie van bestuurders door de NVZD en van toezichthouders door de NVTZ. Dit is slechts een verklaring, dat iemand na het volgen van een cursus en/of na een intervisie competent is. De focus is vooral gericht op de cultuur en het gedrag.
De NZa let op de betaalbaarheid en toegankelijkheid. De IGZ toetst op de kwaliteit en de veiligheid. Hun toezichtsvisie is overwegend gericht op het toepassen van regels en de compliance.
Al deze externen waken slechts over deelgebieden van de governance. Er is geen afstemming tussen deze partijen over de procedures, over de te verstrekken gegevens en de conclusies. Het resultaat van dit alles is fragmentarisch inzicht…..én meer bureaucratie, omdat ieder orgaan andere invullijstjes heeft.
HKZ-NEN, KIWA of andere certificerende organisaties hebben geen toetsingskader voor de Zorgbrede Governance. Hun certificering is gericht op de operationele aspecten. Is deze zorg goed georganiseerd? Staan de cliënten centraal? Is er een continue optimaliseringsproces van het aanbod? Tijdens deze kwaliteitsaudits wordt wel gevraagd of de organisatie voldoet aan de Governancecode. De praktijk is, dat zelden wordt doorgevraagd.
Zelftoetsing is lastig
Een integrale zelftoetsing van de governance is wel voorgeschreven in de code. Volgens de code voert de rvt deze evaluatie uit.
Ik vind deze zelfevaluatie een prima middel voor verbeteringen. Maar is dit voldoende en werkt het? Heeft de rvt de inhoudelijke expertise om zo’n proces zorgvuldig uit te voeren? Het kan ook voor sommige leden zo confronterend zijn, dat het functioneren van de rvt juist verstoort. Ook is het niet uit te sluiten dat bestaande machtsverhoudingen, door gebrek van tegenkrachten, toch niet veranderen.
Daarnaast is de vraag of de leden van de rvt voldoende tijd hebben om een gedegen compliance onderzoek uit te voeren.
Het uitvoeren van een zelfevaluatie zal door veel stakeholders zeker worden gewaardeerd, maar aanvaarden zij de uitkomsten als objectief en transparant? Volgens mij niet.
Transparantie en aanspreekcultuur
De algemene opinie bij de rvt’s is, dat het toezien en het besturen van een organisatie te complex en te dynamisch is om te certificeren.
Dezelfde toezichthouders vinden het doorgaans wél belangrijk dat hun organisatie een kwaliteitscertificaat heeft. Terwijl veel zorgprofessionals niet overtuigd zijn of de indicatoren representatief om de complexe werkelijkheid te beoordelen. Van die zijde hoor ik ook de opmerking, dat het goed zou zijn als de rvb en rvt zich laten certificeren.
Ik vind dit een extra valide reden voor certificering van de governance. Het zijn immers twee zijden van één medaille. Goede zorg aan cliënten is afhankelijk van de dagelijkse dienstverlening van de zorgprofessionals. Good governance schept het kader om dit te realiseren. De kwaliteit van beide moet geborgd zijn.
Verder wordt in de nieuwe Governancecode een open aanspreekcultuur gepropageerd. Dat kan in mijn ogen alleen als er sprake is van transparantie over het functioneren van beide zijden. Certificering is hiervoor een goede basis.
Consultant en interim-manager, eigenaar adviesbureau SBOG