De inkoop van wijkverpleging voor 2017 is op dit moment in volle gang. Zorgverzekeraars lijken hun beleid van de laatste jaren voort te zetten en passen opnieuw kortingen toe op het tarief. Een kostenstijging als gevolg van cao-ontwikkelingen wordt bovendien niet gevolgd. Dit maakt het voor zorgaanbieders onmogelijk om een gezonde bedrijfsvoering te leiden.
Is dit de gewenste marktwerking? Of gaan we op deze manier de huishoudelijke hulp in de Wmo achterna? Het belang van realistische tarieven is groter dan ooit.
Zorgaanbieders in de knel
De thuiszorgmarkt is al jaren volop in beweging. Zo dragen een vergrijsde samenleving en het extramuraliseren van zorg bij aan een groeiende en steeds complexer wordende vraag. Met een versterking van de eerstelijnszorg – in 2015 is de aanspraak ‘wijkverpleging’ ingevoerd – is getracht deze veranderende vraag van een passend antwoord te voorzien. Bijna twee jaar later kunnen we echter concluderen dat we nog een lange weg hebben te gaan. Het aanbod van zorgaanbieders staat namelijk onder grote druk. De bekostiging van wijkverpleging strookt niet met de praktijk, terwijl zorgaanbieders worden geconfronteerd met stijgende kosten.
Zorgverzekeraars hanteren tarieven die nauwelijks kostendekkend zijn en onvoldoende rekening houden met de inzet van hogere deskundigheden. De bekostiging van wijkverpleging is bovendien gebaseerd op oude AWBZ-prestaties en daardoor niet van deze tijd. De laatste tariefherijking blijkt te hebben plaatsgevonden in 2002, uitgaande van een benchmark uit 2000. Zorginkopers tonen zich bovendien niet of nauwelijks ontvankelijk voor bedrijfsspecifieke situaties, zoals productiviteit, doelmatigheid of de samenstelling van het cliëntenbestand. Zonder rekening te houden met dergelijke verschillen tussen zorgaanbieders, ontstaat een oneerlijk speelveld.
Tegelijkertijd zien zorgaanbieders hun kosten stijgen. Enerzijds als gevolg van het onlangs gesloten cao-onderhandelaarsakkoord, anderzijds als gevolg van een toenemend aantal eisen omtrent verantwoording en kwaliteit. Zo kopen zorgverzekeraars de wijkverpleging vanaf dit jaar zelfstandig in, wat zorgaanbieders heeft geconfronteerd met extra bureaucratie.
Vechten tegen de bierkaai
Het inkoopbeleid van zorgverzekeraars stelt zorgaanbieders met de rug tegen de muur. Zonder verandering in tarieven weet een groot aantal van hen het hoofd niet boven water te houden. De media bericht over ‘rode cijfers’ en ‘faillissementen’. Het feit dat een kwart van de zorgaanbieders in 2015 verlies leed op wijkverpleging is schrijnend en weinig hoopgevend voor de evaluatie van 2016.
Natuurlijk, zorgaanbieders die niet hebben geanticipeerd op de aangekondigde stelselwijziging en hun ‘oude’ organisatie in stand hebben gehouden mogen zichzelf een spiegel voorhouden. Daarmee is de kous echter niet af. Want ook zorgaanbieders die zich wél hebben aangepast aan de nieuwe realiteit hebben het nu moeilijk. En precies daar wringt de schoen. Kostbare en intensieve reorganisaties lijken hun vruchten nauwelijks af te werpen. In hoeverre kunnen zorgverzekeraars zich nog houden aan hun zorgplicht?
De kwetsbare financiële situatie waarin zorgaanbieders zich bevinden, brengt de beschikbaarheid van wijkverpleging in het gedrang. Zo overweegt een groot aantal van hen te stoppen en neemt de kans op faillissementen toe. Problematisch als gekeken wordt naar de keuzevrijheid van cliënten, de continuïteit van zorg aan cliënten en de werkgelegenheid.
Een bestendige toekomst?
Om de toekomst van wijkverpleging veilig te kunnen stellen, zouden zorgverzekeraars en zorgaanbieders samen verantwoordelijkheid moeten nemen. Een transparante en door de markt gedragen kostprijsopbouw zou de leidraad moeten vormen tijdens de jaarlijkse onderhandelingen. Zie het als een code ‘verantwoordelijk marktgedrag wijkverpleging’, zoals deze ook is opgesteld voor de huishoudelijke hulp in de Wmo. Het uitgangspunt daarbij is eenvoudig: circa tachtig procent van de kostprijs bestaat uit directe kosten die voortvloeien uit de cao en derhalve gelijk zijn voor alle zorgaanbieders. Concurrentie dient plaats te vinden op de overige twintig procent. En op kwaliteit. Op die manier kan ruimte worden gecreëerd voor de ontwikkeling van wijkverpleging.
Freek Korver,
Algemeen Directeur Assist