‘Het is altijd makkelijker te geloven in wat je al dacht dan te proberen iets anders te denken’ aldus een mooie zin uit ‘Een klein leven’ van Hanya Yanagihara. In de discussie over taakherschikking binnen de mondzorg is dit een onthullende waarheid.
Taakherschikking leidt tot trammelant in tandenland. Nee, ik bedoel niet het gelijknamige project van de GGD’en. Het is ook niet de titel van een nieuwe Suske & Wiske. Ik doel op de manier waarop de discussie wordt gevoerd over het verruimen van de bevoegdheden van de mondhygiënist met een aantal voorbehouden handelingen (boren, verdoven en maken van röntgenfoto’s). Er lijkt weinig nieuwsgierigheid te zijn in de argumenten van de ander en wat erger is: er wordt nauwelijks waarde gehecht aan feiten. Een aantal observaties:
1. De tandarts is een academisch opgeleide mondzorgverlener, de mondhygiënist acteert op hbo-niveau, net als de tandprotheticus.
2. Er is een beleidskeuze gemaakt – onder meer via het nationaal preventieprogramma ‘alles is gezondheid’ – voor preventie.
3. De patiënt heeft baat bij zorg door de meesten best opgeleide zorgverlener.
4. De mondhygiënist is specifiek opgeleid voor preventieve mondzorg wat meer is dan het schoonkrabben van een gebit, maar ook gaat over gedragsverandering.
5. Er is een tandartsentekort dat wordt opgelost met buitenlandse tandartsen. Het percentage dat hierbij genoemd wordt varieert en lijkt af te hangen van hoe groot het probleem moet zijn.
6. De kosten voor het opleiden van een tandarts zijn veel hoger dan die van een mondhygiënist en al helemaal dan die van een tandprotheticus. Immers die bekostigt zijn of haar opleiding uit eigen zak (dat is een heel raar feitje, maar 100 procent waar).
7. Als er dus een capaciteitsprobleem moet worden opgelost, ligt het voor de hand om mondzorgverleners op te leiden waar a) behoefte aan bestaat en b) het economische rendement het hoogst van is.
8. Er wordt gezegd dat taakherschikking de samenwerking binnen het dentale team onder druk zet. Een samenwerking die volgens de tandartsen ook per se onder een dak moet plaatsvinden. Een stelling die niet onderbouwd is en gelogenstraft wordt in andere delen van de georganiseerde eerstelijn.
9. Er wordt gesteld dat de zorgkosten gaan stijgen als de mondhygiënist mag boren, verdoven en röntgenfoto’s maken. Dat kan waar zijn als de tandarts blijft doen wat hij altijd deed, namelijk: boren, verdoven en röntgenfoto’s maken. Herschikking van taken moet ook wel inhouden dat de taak door de ander wordt gedaan in plaats van jezelf (gedragsverandering dus en daar is de mondhygiënist aantoonbaar goed in). Bovendien roept het de vraag op of er altijd zo efficiënt wordt omgegaan met de budgetten voor mondzorg.
10. Er wordt gezegd dat met het voorgenomen besluit van de minister om de mondhygiënist meer bevoegdheden te geven, een beweging wordt gemaakt die indruist tegen bewegingen elders in de zorg. Hierbij worden als voorbeelden gebruikt de geboortezorg en de ketenzorg rondom bijvoorbeeld diabetes. Bij het eerste voorbeeld gaat het over samenwerking tussen de eerste en tweede lijn en bij het tweede over samenwerking tussen zelfstandige zorgprofessionals waarbij de huisarts naast zichzelf ook een POH’er in kan zetten. Geen sterk vergelijkingsmateriaal dus.
11. Er wordt gezegd dat de kwaliteit van de mondzorg achteruit gaat als de mondhygiënist zelfstandig deze voorbehouden handelingen mag uitvoeren. Maar ze worden hier al sinds jaar en dag voor opgeleid. Hoeveel gaat er nu fout? Bovendien vallen de mondhygiënisten onder het medisch tuchtrecht, dus de patiënt hoeft zich niet op voorhand bang te laten maken.
12. Tegenstanders van taakherschikking vrezen dat alle mondhygiënisten de boor ter hand nemen. Maar is dat zo? Waaruit blijkt dat dan?
13. Zijn alle mondhygiënisten klaar voor een uitbreiding van hun taken? Vast niet, ook ik zou willen weten hoeveel van hen een opfriscursus nodig hebben.
Ik heb het nog niet eens gehad over de wens van de patiënt en de patient journey zoals we dat tegenwoordig sjiek noemen. Er valt nog wel wat te zeggen over functionele bekostiging en zorgzwaarte, maar u heeft een beeld. Op 3 oktober is er een rondetafelbespreking over de mondzorg met de vaste Kamercommissie van VWS en daarbij komt de hele sector aan het woord. Graaft men zich in of probeert men iets anders te denken dan men al geloofde?
Bovenstaande observaties zijn in elk geval ingegeven door nieuwsgierigheid. Ik ben benieuwd naar de feiten en bereid om mijn mening daar vervolgens op aan te passen. Daarom is een vijfjarig experiment een goed idee want de ingeslagen weg lijkt volstrekt logisch en het geeft de kans om te onderzoeken wat waar is en wat onzin. En dat is van het grootste belang, want dezelfde discussie zal vroeg of laat actueel worden voor de tandprotheticus.
Directeur van de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici