Zelfs uitzonderingen zijn voor verbetering vatbaar. Neem medicatievergoeding. Deze is voor 99 procent ingericht op productniveau. Slechts in een zeer klein aantal uitzonderingsgevallen is sprake van vergoeding op basis van indicatie.
Daar zijn valide medische argumenten voor. Met betrekking tot de maatschappelijke kosten kan dit echter tot ongewenste effecten leiden als er sprake is van indicaties waarvoor zowel vergoede als niet-vergoede middelen bestaan. De discussie die hierover moet worden gevoerd, mag niet beperkt blijven tot de politiek, verzekeraars en patiënten en hun belangenbehartigers. Ook zorginstellingen en hun beleidsmakers zouden hier een rol in moeten spelen. Immers; niet zelden hebben medicatiekosten een directe link met hun kostenstructuur en altijd moet het over all-belang van de patiënt een rol voor hen spelen.
Geen zorgdiscussie ligt zo gevoelig als die over kosten, zeker als ‘de industrie’ er zich mee bemoeit. Maar ik vind het onterecht om in deze dialoog bij voorbaat een volledige sector weg te strepen en daarom neem ik de vrijheid om dit thema te agenderen.
Sympathiek nadeel
Voorbeelden van indicaties waarvoor zowel vergoede als vrij verkrijgbare middelen bestaan, zijn hooikoorts of pijnstilling. Wat wordt voorgeschreven, hangt primair af van de medische beoordeling. Maar zeker in de eerste lijn, waar behandelaars een langdurige band met de patiënt hebben, kan de voorschrijver hem willen helpen met een vergoed middel in plaats van een van over the counter.
Sympathiek, maar niet altijd in het financiële voordeel van de patiënt, want die heeft te maken met 385 euro eigen risico. Dat is snel opgesoupeerd met veel vergoede middelen. Het is de vraag of de patiënt met minder ernstige klachten aan deze eigen kosten zou komen na meerdere bezoeken aan de apotheek of drogist.
Dit argument geldt ook voor ‘kleine kwalen’ zoals hoesten en huidschimmel en is allesbehalve nieuw. Een berekening op basis van medicatiekosten anno 2011 kwam uit op een mogelijke besparing voor de zorgconsument van circa 50 miljoen euro per jaar; simpelweg gebaseerd op de prijsverschillen tussen receptgeneesmiddelen en zelfzorgmiddelen. Voor hoesten was dat respectievelijk vanaf 12,56 en 3,59. En dat bij 2.662.500 jaarlijkse contacten in de huisartspraktijk voor hoesten, waarbij 1.446.600 keer een geneesmiddel werd voorgeschreven.
Bestuurdersverantwoordelijkheid
Hetzelfde geldt voor de samenleving als geheel. Voor de huidige vergoedingensystematiek zijn zoals gezegd goede redenen. Maar in dit voorbeeld lopen de zorgsector en de samenleving het risico penny wise, pound foolish te zijn. Immers, nadat het eigen risico is opgesoupeerd, pakt de maatschappij de rekening op.
Een prima zaak waar geen alternatieven voorhanden zijn, maar deze zijn er deels dus wel. Het is wellicht de spreekwoordelijke druppel op de gloeiende plaat. Maar dat neemt mijns inziens niet de morele verplichting weg om elke besparingsmogelijkheid aan te grijpen die niet ten koste gaat van de zorgkwaliteit. Daar zijn in deze ook volop mogelijkheden toe.
Publieksvoorlichting
Bestuurders van zorggroepen, instellingen en ziekenhuizen zouden hun behandelaars moeten wijzen op deze problematiek en een pragmatisch voorschrijfbeleid kunnen propageren. Bij uitzonderingsgevallen kunnen protocollen en beslisbomen de keuzemogelijkheid verder uitdiepen ten bate van voorschrijvers. Daarnaast is het zinvol om publieksvoorlichting te voeren over het eigen risico en mogelijke alternatieven. Kleine moeite, potentieel groot plezier.
Directeur Neprofarm