Hoeveel geld we willen uitgeven aan dementiezorg is een politieke keuze. Het welzijn van ouderen lijkt me een mooie investering voor een toch nogal welvarende samenleving.
“Hartelijk dank dokter, voor uw goede uitleg”, zegt de heer des huizes als hij mij naar de voordeur begeleidt. Ik herhaal maar niet dat ik psycholoog ben, waarschijnlijk zien we elkaar, in ieder geval voorlopig, niet meer. Hij zorgt voor zijn vrouw met dementie en dit was mijn tweede huisbezoek aan het echtpaar. In het consultatieteam heeft de casemanager hun situatie ingebracht. Ze loopt al een tijdje mee met het echtpaar, heeft een goede vertrouwensrelatie, maar loopt nu vast in de begeleiding. Echtgenoot raakt overbelast, reageert steeds vaker onaardig tegen zijn vrouw, wil dit niet, maar kan ook geen zorg uit handen geven. De casemanager vraagt of ik een analyse kan maken van de situatie en haar kan helpen bij het motiveren voor veranderingen. Het echtpaar, hun dochter en de huisarts denken allen dat het kan helpen als er kortdurend een psycholoog betrokken is.
Ik lees het dossier, bezoek het echtpaar, maak een inschatting van de aard en ernst van de cognitieve beperkingen en de stemming van mevrouw, van de draagkracht van haar man en maak hierover een rapportage. Bij het tweede gesprek zijn ook de dochter en de casemanager aanwezig. Ik benoem de angst voor veranderingen, waar deze in mijn ogen vandaan komt en hoe deze het beste aangepakt kan worden. De casemanager geeft aan welke hulp volgens haar nodig is. Beide echtelieden en de dochter stellen vragen, begrijpen goed wat hen verteld wordt. Ik sluit de casus af en hoor later van de casemanager dat het haar beter lukt de zorg te verbreden en de echtgenoot te ontlasten.
Parallelle wereld
Ondertussen loopt er in een parallelle wereld een ander proces: het aanvragen van de indicatie voor de inzet van een gedragswetenschapper via de Subsidieregeling Extramurale behandeling. De casemanager verzamelt de gegevens, stelt in overleg met mij een vraagstelling op, vraagt een verwijzing van de huisarts, vult samen met bureau zorgbemiddeling het digitale formulier in, print het uit, doet een extra huisbezoek aan het echtpaar om de aanvraag te laten ondertekenen en dient de aanvraag in. De eerste weken horen we niets. Ik krijg het bericht dat het echtpaar graag wil dat ik snel kom en maak vast een eerste afspraak met hen.
Er volgen een aantal telefoontjes met de onderzoeker van het CIZ. Wie heeft de dementie vastgesteld, wil zij weten, zijn daar ook brieven van? Dan moeten die meegestuurd worden. En de omschrijving van de vraagstelling voldoet niet helemaal aan de criteria. Wat is nou precies de bedoeling dat ik daar ga doen? Ze wijst de aanvraag af, zegt ze, ik kan nog wat extra informatie insturen, dan kan ze nog heroverwegen. Ik vraag de casemanager, die eigenlijk niet goed weet welke informatie nu nog toegevoegd moet worden. De huisarts beschrijft nog iets van de dementie-diagnostiek en dat sturen we op, om weer een paar weken later te horen dat de aanvraag op deze manier echt niet goedgekeurd kan worden. Ondertussen is mijn bemoeienis met het echtpaar al weer afgerond, maar wordt dus niet vergoed. Tegenover de vier uur die ik aan hen besteed heb, staan zeker tien mensuren indicatieaanvraag, als we de tijd van de onderzoeker van het CIZ daar ook bij rekenen.
Revolutietaal
U zult begrijpen dat ik dit verhaal graag kwijt wil in reactie op de onheilsprofetie van Kees Wessels. Want, zo stelt hij, de situatie is nu zo ernstig dat deze ons ‘nu dwingt serieus na te denken hoe we het tij nu nog kunnen keren’. Revolutietaal: er moet nu iets gebeuren! Terwijl de financiering in de dementiezorg al twee jaar op zijn kop staat, is het kennelijk alweer tijd om aan nieuwe maatregelen te gaan denken.
De vraag is welk tij er eigenlijk gekeerd moet worden? Ik zou zeggen dat we juist af moeten van deze beheersreflex. Een van de achterliggende aannames lijkt te zijn dat professionals in de zorg het liefst zoveel mogelijk zorg verlenen. Bij goed vakmanschap hoort echter dat zorg, behandeling en begeleiding altijd op een doelmatige en proportionele manier ingezet worden. Naast de verantwoordelijkheid naar de individuele zorgvrager, werken professionals in de zorg ook vanuit deze maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Mijn indruk is dat juist de beheersreflex de kosten van de zorg onnodig opjaagt. Zo heeft bijvoorbeeld de kanteling van de afgelopen jaren ertoe geleid dat bestaande infrastructuren zijn opgeheven en elders vergelijkbare netwerken worden opgezet. In het begin van deze eeuw was er bijvoorbeeld in bijna het hele land een netwerk van ketenzorg en casemanagement, dat onder druk van financiering en concurrentie vrijwel is opgeheven en nu rondom wijkzorg en Wmo-loketten weer opnieuw georganiseerd moet gaan worden.
Politieke keuze
Verder is de vraag hoeveel geld je wil uitgeven aan dementiezorg natuurlijk een politieke keuze. Het welzijn van onze ouders, van ouderen in het algemeen, het lijkt me een mooie investering voor een toch nogal welvarende samenleving. Ik pleit er ook voor de dementiezorg te zien als een bloeiende bedrijfstak, die veel zinvolle werkgelegenheid oplevert, met een hoog rendement door de opbrengst in de vorm van kwaliteit van leven. Het onderzoek naar oorzaken en therapie levert ook veel spin off voor andere sectoren. Dementievriendelijke winkels scoren vast ook goed op algehele klantvriendelijkheid; de dementiezorg is een omgeving waarin jongeren veel kunnen leren; kennis van het brein levert de samenleving inzicht in de relatie tussen leefstijl en gezondheid.
Mijn advies is tweeledig. Ten eerste: Schakel op het juiste moment passende zorg, expertise en behandeling in. Stap af van het credo ’tot het echt niet meer kan’ omdat dit onnodig veel leed, maar ook onnodig veel kosten met zich mee brengt. Tijdig inslijten van patronen die werken heeft meer en duurzamer effect dan pas ingrijpen als de problemen zich opstapelen. De vraag is dan niet: wanneer nog welke zorg, maar: wanneer al welke zorg. En ten tweede: Blijf vooral investeren in ontwikkeling, kwaliteit, onderzoek en opleiding van professionals in de zorg voor mensen met dementie. Wees trots op deze bloeiende bedrijfstak, die internationaal goed staat aangeschreven. Zorg dat we de komende jaren de belangrijkste knelpunten, zoals onbegrepen gedrag en overbelasting van mantelzorgers, goed leren aanpakken. Probeer niet te beheersen, ontbureaucratiseer, investeer en geef vertrouwen aan onderzoekers, docenten en professionals in de zorg zodat ze de kans krijgen te blijven verbeteren.
Directeur van de PgD Psychologische expertise voor de ouderenzorg