Zorgverzekeraars spannen een rechtszaak aan tegen de NZa naar aanleiding van een door de NZa geconstateerde slechte score bij het beantwoorden van vragen. De rechter stelt de zorgverzekeraars in het gelijk, maar schijn bedriegt.
De NZa legt middels een aanwijzing als verplichting op aan de verzekeraars dat ze met ingang van 15 januari 2016 tenminste 90 procent van de telefonische vragen juist beantwoorden. De verzekeraars zijn het er niet mee eens en vragen in een voorlopige voorziening dit besluit te schorsen. De rechter (CBb) stelt de verzekeraars bij uitspraak van 15 januari 2016 in het gelijk.
Niet goed aangepakt
Maar wie zich beperkt tot deze conclusie, doet zich tekort. Want deze uitspraak betekent geenszins dat verzekeraars alle vragen wel goed beantwoord hebben. De zaak van de NZa gaat stuk op het feit dat de NZa het niet goed aangepakt heeft. Die heeft het onderzoek laten uitvoeren door TNS-NIPO en het niet zelf gedaan, waardoor het onderzoek niet is verricht door ambtenaren of medewerkers als bedoeld in de Wmg.
Willekeurig
Bij de uitkomsten is het niet geven van een antwoord of het verwijzen naar een andere instantie (onder andere de NZa )bovendien gelijkgesteld aan het geven van een fout antwoord. Daarnaast is er redelijk willekeurig omgegaan met de scores van verzekeraars met meerdere labels, waardoor labels die wel goed hebben gescoord een aanwijzing krijgen omdat het gemiddelde van de groep verzekeraars waar zij toe behoren niet goed genoeg is en omgekeerd. De norm van 90 procent is tenslotte uit de lucht komen vallen, is niet vastgelegd in beleid en ook niet van tevoren bekend gemaakt.
Kort samengevat: de zaak gaat mis op formaliteiten. Per saldo kan niet worden vastgesteld of de score zoals berekend door de NZa wel goed is omdat daar onzuiverheden in zitten. Dat is op zich een terecht punt van de verzekeraars.
Geen gekke verplichting
Maar het blijft gek dat in een kort geding schorsing wordt verzocht tegen een besluit waarin de zorgverzekeraar wordt verplicht om per 15 januari 2016 tenminste 90 procent van de telefonisch gestelde vragen goed te beantwoorden. Dat is toch geen gekke verplichting? En waarom ‘maar’ 90? Een verzekeraar moet zijn verzekerde toch altijd in beginsel correct informeren? Daarnaast wekt het kort geding de indruk dat het tenminste 90 procent van de vragen juist beantwoorden kennelijk een probleem is.
Schadelijker
Het feit dat een rechtszaak is aangespannen tegen de verplichting om tenminste 90 procent van de vragen goed te beantwoorden, is bijzonder. De overwinning dat dit nog niet hoeft vanaf 15 januari 2016 is een pyrrusoverwinning. De indruk die gewekt wordt, is dat het prima is dat verzekeraars nog even door mogen gaan met het foutief of zelfs misleidend beantwoorden van vragen. De rechtszaak lijkt schadelijker voor het imago van de verzekeraars dan de tik op de vingers van de NZa.
Partner bij advocatenkantoor Eldermans|Geerts