Allerlei slimme apps maken het mogelijk om je gezondheid te controleren. Door de gegevens uit deze apps te koppelen aan informatiesystemen, zoals een elektronisch patiënten dossier, ontstaat een persoonlijk gezondheidsdossier (pgd). In theorie is dit veelbelovend om kostenbesparingen en efficiëntieverbeteringen te brengen in de zorg. Maar is het pgd ook praktisch haalbaar?
Het grote voordeel van een persoonlijk gezondheidsdossier is dat mensen dit zelf samenstellen uit verschillende bronnen, zelf beheren en zelf autorisatie geven voor het gebruik. Iedereen draagt een pgd met zich mee in een mobiel apparaat of op een USB-stick of een chip in je lichaam. Zo is het dossier altijd en overal beschikbaar.
Het pgd kan bovendien geïntegreerd worden met de informatiesystemen van huisartsen, apothekers en zorginstellingen. Zo zijn de actuele en accurate gegevens direct beschikbaar, overal waar zorgverleners en patiënten samenkomen. In een versnipperd landschap van diverse zorgapplicaties en zorgaanbieders kan het pgd de hefboon zijn om ketenintegratie tot stand te brengen.
Er zitten echter nog wel wat haken en ogen aan het persoonlijk gezondheidsdossier. Natuurlijk staan privacy en gegevensbeveiliging daarbij voorop. Consumenten moeten het vertouwen hebben dat belangrijke medische informatie niet in verkeerde handen komt. Daarnaast noem ik vijf barrières die de massale adoptie nog in de weg staan. Niet omdat ik denk dat ik de wijsheid in pacht heb, maar omdat ik benieuwd ben naar uw mening hierover. De discussie over het pgd draagt hopelijk bij aan het sneller realiseren van een succesvolle versie daarvan.
Barrière 1: Eenduidigheid
De eerste barrière voor een ‘nationaal’ pgd is dat er momenteel erg veel verschillende oplossingen zijn, zoals: Drimpy, QULI, Hereismydata en Zorgdoc. Uiteindelijk willen we toe naar één nationaal persoonlijk gezondheidsdossier. Welke zal dat worden en wie gaat dat beheren? Wat gebeurt er met alle gegevens van de pgd’s die ter ziele gaan?
Barrière 2: Standaardisatie
Voor het pgd werken ICT-oplossingen, zoals apps, apparaten en informatiesystemen samen. De ICT-wereld staat echter niet bekend om de vrije uitwisseling van informatie en toepassingen. Een bloeddrukmeter is dus niet één app, maar minstens drie: een voor iOS, een voor Android en een voor Windows. Dat zal de integratie van gegevens uit andere pgd’s eerder tegenwerken dan mogelijk maken.
Barrière 3: Big Data
Door de apps komt er een gigantische golf aan informatie over de zorgverleners heen. Hoe kunnen we er voor zorgen dat zorgprofessionals al deze informatie met collega’s en andere organisaties in de zorgketen delen? Maar Big Data staat vooral voor ‘inzicht krijgen in enorme hoeveelheden gegevens’. Zorgsystemen zullen informatie sneller, beter en slimmer moeten verwerken om een geautomatiseerde vooranalyse te maken. Als het scheiden van het koren en het kaf mensenwerk blijft, blijven er nog minder handen over aan het bed.
Barrière 4: Verdienmodel
Het pgd belooft de zorg goedkoper en efficiënter te maken. Alle betrokken partijen zien daarom een grote waarde voor de burgers, de zorgorganisaties en de investeerders. Maar waar komt die waarde vandaan, of: wie gaat dat betalen? Zorgverleners, IT-leveranciers, de zorgverzekeraars of toch de consument?
De makers van de apps weten wel waar het geld zit: bij adverteerders. Zij stellen dat de informatie over de gezondheid ook interesse kan wekken voor aanverwante producten en diensten. Maar hoe ver gaat dat? Weinig mensen willen advertenties zien op basis van aandoeningen, lijkt mij.
Barrière 5: Tijd
De patiëntenfederatie NPCF werkt samen met artsenfederatie KNMG en Zorgverzekeraars Nederland in het project PGD kader 2020 project. Het doel is de opschaling van digitale gezondheidsdossiers voor zorgconsumenten te versnellen. Als we op de naam van het project af gaan, zal dat pas over minstens 5 jaar het geval zijn. Mogelijk zijn de goede voornemens dan al achterhaald. Tot die tijd blijven de aanbieders van pgd’s en apps vechten om dat ene, echte pgd te worden. Strijd staat innovatie meestal in de weg.