De grootste wetswijziging van de laatste jaren. Zo wordt de nieuwe Omgevingswet, die deze week en 8 juni in de Tweede Kamer behandeld wordt, ook wel genoemd. Van 26 wetten naar eentje en daarbij komt minder bureaucratie en snellere besluitvorming kijken. Daar kun je toch niet tegen zijn? GGD GHOR Nederland is niet tegen, maar ook niet voor.
Zorgt die nieuwe Omgevingswet ervoor dat gezondheidsrisico’s veel minder zullen optreden? Biedt de wet voldoende instrumenten om op te kunnen treden tegen die risico’s? Dekt de nieuwe Omgevingswet wel voldoende andere gezondheidsrisico’s dan bijvoorbeeld lucht, water en erfgoed af? Hebben bestuurders wel een algemene afwegingsmogelijkheid om dergelijke beslissingen te nemen? En wordt in de nieuwe Omgevingswet recht gedaan aan het overheidspleiten voor meer gezondheidsbescherming en dus preventie? Een handvol vragen, de nodige twijfel, wat samen niet leidt tot de handen op elkaar krijgen voor de nieuwe Omgevingswet.
Gezondheidsrisico’s
De voorliggende wettekst biedt volgens GGD GHOR Nederland onvoldoende garanties voor lokale en provinciale bestuurders om gezondheid mee te wegen. Hierdoor ontstaan onnodig gezondheidsrisico’s, voortkomend uit de inrichting van de fysieke leefomgeving. Dat was zo in 2009 toen er vierduizend mensen ziek waren van de Q-koorts, driehonderd zijn dat nog chronisch. Ik heb het als GGD-directeur in Brabant van dichtbij meegemaakt.
Die ziekte werd veroorzaakt door de inrichting van de ruimten met stallen die de ziekte konden verspreiden. Gezondheidskundige aspecten werden te laat betrokken bij die zoönose bij geiten. Een evenwichtige integrale afweging ontbrak. Uit een ander verleden kennen we de MKZ en de vogel- en varkenspest. En het lijstje, zo vertellen de deskundigen mij, wordt steeds langer. Het risico dat de zoönosen zich verder ontwikkelen totdat ze van mens op mens overgedragen worden, is groot. Andere voorbeelden van dergelijke gezondheidsgevaren zijn de invloed van geur op gezondheid, geluidhinder, fijnstof- en roetconcentraties bij snelwegen en klimaateffecten in binnensteden.
Vanuit de rol als bewaker en beschermer van de publieke gezondheid – en dat zijn wij als landelijke vereniging – wikken en wegen wij voortdurend gezondheidsrisico’s, onder meer aan de hand van het stellen van kritische vragen. Dat hebben we eerder tijdens een rondetafeloverleg in de Tweede Kamer en in diverse mediaoptredens al volop gedaan. Met als kernboodschap: treedt de overheid wel voldoende op tegen gezondheidsrisico’s en heeft diezelfde overheid zichzelf voldoende instrumenten in handen gegeven om hiertegen te kunnen optreden?
Antwoorden
Om even met de woorden van de Franse filosoof Jan Paul Sartre te spreken: “Antwoorden zijn altijd makkelijker dan vragen.”
Wij bepleiten daarom voor een algemene voorzorgafweging in de nieuwe Omgevingswet. Dit om gezondheid en fysieke veiligheid structureel en expliciet te betrekken in de plan- en besluitvorming over de leefomgeving. Op die manier krijgen bestuurders meer steun wanneer zij gezondheid een explicietere rol willen toebedelen. Ook hebben rechters zo een toenemende wettelijke grondslag om gezondheidsrisico’s af te wegen. Dat laatste kan nu maar beperkt, omdat er sprake is van gedetailleerde normering op beperkte gezondheidsdomeinen.
Maandag praat de Tweede Kamer verder. Wat ons betreft: fingers crossed, duimen en op naar de handen de lucht voor de nieuwe Omgevingswet!