Voor het realiseren van fundamentele en duurzame veranderingen zijn investering in én het ontwikkelen van collectief leiderschap en persoonlijk meesterschap noodzakelijke voorwaarden.
Wydoodt:
Onlangs nam ik deel aan een bespreking over leiderschap. Ik verbaasde me over de bijna één-op-één associatie van leiderschap met het besluitvaardig en regelend handelen van de top van een organisatie. Dat ’topdenken’ zie ik ook in de Tweede Kamer: om risico’s in zorgorganisaties in te perken worden van bovenaf meer regels ingevoerd. Hoe meer ik me verdiep in het thema leiderschap, hoe meer ik er van overtuigd raak dat goed leiderschap collectief leiderschap faciliteert en stimuleert.
Moor:
Het begrip ‘leiderschap’ is verwarrend. Het verwijst letterlijk naar het vermogen van iemand om anderen te leiden. Ook al is dit niet iemand van de top, het kan ook niet iedereen zijn. Dus wat bedoel je precies met collectief leiderschap?
Wydoodt:
De definitie van Kevin Kruse Forbes (2013) vind ik een interessante. Hij omschrijft het als volgt: ‘Leadership is a process of social influence, which maximizes the efforts of others, towards the achievement of a goal’. Dus geen eenrichtingsverkeer van een leider naar een groep, maar een proces van wederzijdse beïnvloeding tussen leden van de groep dat leidt tot gezamenlijk werk in de richting van een bepaald doel. Voor dit soort leiderschap is het noodzakelijk dat elk individu investeert in de ontwikkeling van zijn of haar vak én in zijn of haar persoonlijke ontwikkeling. Dat vraagt om scholing, om voortdurend leren van ervaren én nieuwe situaties. Goede leiders stimuleren dit leiderschap van individuen en bouwen zo aan een gemeenschap als een collectief.
Moor:
Je legt hier een principe uit het klassieke denken op tafel. In de tijd van Socrates was ‘vrije ruimte’ (de Nederlandse vertaling van scholè, waarin ons woord scholing resoneert) de basis van meesterschap. Meesterschap had niet alleen betrekking op het vakmanschap van iemand, maar was in een veel breder perspectief de aanduiding voor ‘goed burgerschap’: voortreffelijkheid school in het vermogen waarop je als mens en burger gestalte gaf aan – wat wij nu zouden noemen – het professioneel handelen. Vrije ruimte had betrekking op de plicht om je naast je dagelijkse verplichtingen (de productiedruk) in de stille dialoog met jezelf en het publieke debat met anderen tot een vrije burger te ontwikkelen: iemand die zich verantwoordelijk wist voor de samenleving en dat in zijn dagelijks functioneren tot uitdrukking bracht.
Wydoodt:
Ik hoop oprecht dat banken, woningbouwcoöperaties, scholen, zorgorganisaties de keuze maken om te investeren in het persoonlijk meesterschap van hun medewerkers. Dat is volgens mij een voorwaarde voor het realiseren van een fundamentele duurzame verandering. We hebben niet zozeer behoefte aan charismatisch leiders wiens ideeën door anderen gevolgd worden. Het essentiële onderscheid tussen charismatisch leiderschap en collectief leiderschap ligt erin dat het bij de eerste het vooral om de eigenschappen van de leider gaat, om de mate waarin hij of zij beïnvloedt. Bij collectief leiderschap stimuleert het ‘systeem’ het meesterschap van zijn leden en is er ruimte voor maximale wederzijdse beïnvloeding, inclusief de noodzaak van een zelfreinigend vermogen. De macht is verspreid over leden van de groep en ligt niet bij één of enkele leiders.
Moor:
De politiek filosoof Hannah Arendt heeft ooit iets belangrijks gezegd over macht: dat dat niet de heerschappij van de een over de ander is, maar het vermogen van een groep mensen om samen iets voor elkaar te krijgen. In het Latijn is dit het verschil tussen potestas en potentia. Jouw pleidooi voor collectief leiderschap gaat volgens mij over het laatste.