Dat het wetsvoorstel voor de vrije artsenkeuze het niet gehaald heeft, is geen slechte ontwikkeling. Marktwerking in de zorg is belangrijk. Zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten hebben al te veel macht.
Porter en Teisberg (Redefining Healthcare, 2006) en velen met hen, zijn ervan overtuigd dat de zorg aan kwaliteit gaat winnen als er een competitie tussen aanbieders bestaat die gebaseerd is op klantwaarde.
Afgezien van argumenten voor en tegen marktwerking, is er weinig mis met de mogelijkheid voor patiënten om te kiezen op basis van hun eigen afwegingen. In de markt kiezen klanten voor een dienst of een product na een afweging van kwaliteiten tegen kosten. Dat geldt voor auto’s, pc’s, horloges, levensmiddelen etcetera.
Vertrouwen
Bij die kwaliteiten horen technische en vakinhoudelijke kenmerken, maar ook andere aspecten als vertrouwen in de leverancier, service, nabijheid van aanbieder en vriendelijkheid. Bij de kosten horen niet alleen de financiële kosten maar ook wantrouwen, ongemak, slechte service, afstand, wachttijd enzovoort.
Als een klant om wat voor reden dan ook niet kan kiezen, kan hij geholpen worden. Er is vaak informatie beschikbaar van consumenten- of ledenorganisaties (bijvoorbeeld de Consumentenbond, de ANWB). En afgezien daarvan vertrouwen klanten er op dat een betrouwbare leverancier geen slechte producten of diensten verkoopt. Aanbieders bieden verschillende kwaliteit aan en afnemers verschillen in de afwegingen die ze maken. Daarop is ‘markt’ gebaseerd.
Inkoopmachten
In de gezondheidszorg geldt dat evenzo. Of gold dat evenzo? Steeds vaker bemoeien zorgverzekeraars, zorgkantoren en in de Wmo ook de gemeenten zich met het proces van inkoop. Er is geen markt in de Nederlandse zorg. En door de inkoopmachten zal die er ook niet komen. Het hebben van inkoopmachten werkt tegengesteld aan de vrije consumentenkeuze en dus aan de marktwerking. Het hebben van inkoopmachten betetekent dat het bij het aanbieden van zorg niet meer om klantwaarden gaat maar om de waarde van de inkoopmacht.
De waarde die inkoopmachten hanteren, zijn niet dezelfde als die van de eindgebruikers. Inkopers vinden het belangrijk dat de professionele kwaliteiten aan standaardeisen voldoen. De financiële kosten gelden voor hen meer dan voor patiënten. Persoonlijk kwaliteiten als vertrouwen, sympathie, bekendheid, bejegening en kosten zoals afstand en afstandelijkheid gelden niet voor inkopers. We weten dat aspecten als vertrouwen en communicatie wezenlijk zijn voor een goede gezondheidszorg.
Volumenorm
Zorgverzekeraars gaan steeds meer de volumenorm hanteren bij het contracteren van aanbieders. Er is een licht positief verband tussen het aantal bepaalde verrichtingen en de vakinhoudelijke kwaliteit en een negatief verband met de kosten ervan. De volumenorm is als criterium gemakkelijk te gebruiken, ze gaat echter voorbij aan de patiëntwaarden.
Het bieden van korting op de eigen bijdrage als de voorkeur van verzekeraars wordt gevolgd, is een stap in de goede richting. Immers het financiële voordeel van de verzekeraar wordt vertaald naar een financieel voordeel voor de patiënt. Jammer is het dat de financiële kosten voor de patiënt geen verband houden met de andere kwaliteiten en kosten. De eigen bijdrage is onafhankelijk van de kwaliteit van de aanbieder, wat de marktwerking tegenhoudt.
Minder kostbaar
Zelfs de meest fervente tegenstander van marktwerking moet nu toch verzuchten: “Hadden we maar een markt!” Pgb’s of zoiets zouden die al een stuk dichterbij brengen. Dan kan de patiënt een eigen kwaliteiten-kosten afweging maken. Zeker in samenhang met shared decision making. Het is vaker gebleken dat wanneer patiënten zelf kiezen voor zorg, deze vaak minder invasief en minder kostbaar is.
Jo Caris
Hoogleraar organisatieontwikkeling TIAS
De blog is geschreven in samenwerking met Theo Poiesz.