Deze week vindt tegelijkertijd met de begrotingsbehandeling VWS de derde Preventieconferentie plaats. Kan er meer geld vanuit de zorg vrijgemaakt worden voor preventie?
Dat is de vraag die op de conferentie centraal staat en waar negen VWS-proeftuinen al ruim een jaar een antwoord op proberen te geven. Friesland, Eindhoven, Leiden, Zeeuws Vlaanderen en Arnhem doen verslag van hun ervaringen en ik mag de brug slaan tussen hun verhalen en de politiek.
Gezondheidswinst
In de proeftuinen werken verschillende zorgprofessionals slim samen en mogen de besparingen die zij daarmee weten te realiseren voor een deel worden ingezet voor preventie. In het Duitse Kinzigtal worden met die aanpak al jaren resultaten geboekt die tot de verbeelding spreken: gezondheidswinst tegen lagere kosten.
Minder succesvol
Dat is ook voor Nederland een wenkend perspectief. Toch voorspelt gezondheidseconoom en oud-hoogleraar Guus Schrijvers in zijn boek Zorginnovatie volgens het cappuccinomodel dat de proeftuinen in Nederland minder succesvol zullen zijn. Het vraagt om een mix van randvoorwaarden, goed leiderschap, gedeelde ambitie van zorgprofessionals en grote betrokkenheid van verzekeraars, die in de praktijk vrij zeldzaam is.
Zeldzaam
Ik laat me graag verrassen door de verhalen uit de proeftuinen, maar ben op voorhand geneigd het met Guus Schrijvers eens te zijn. Niet alleen omdat de genoemde mix vrij zeldzaam is en daar is de zorg beslist niet uniek in. Ook omdat ik denk dat de vraagstelling eigenlijk te beperkt is. Het geld voor preventie zal niet alleen uit de zorg moeten komen, maar ook uit die sectoren die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de gezondheidsproblemen die nu onnodig hoge zorgkosten veroorzaken. Denk aan obesitas en de voedingssector. Hier gaat het beroemde adagium op van oud-president Bill Clinton: it’s the economy stupid!
Wrange vruchten
Wij leven in een economisch systeem dat er tot nu toe niet in slaagt om de maatschappelijke kosten van diensten en producten te integreren in de marktprijs. Met name de langere termijneffecten op gezondheid en milieu kunnen vaak nog zonder kosten voor het bedrijf in kwestie worden afgeschoven op de samenleving. De lagere sociaal-economische groepen plukken daarvan de wrange vruchten, omdat zij door hun smalle beurs aangewezen zijn op de goedkopere producten met grotere risico’s voor de gezondheid.
Compenseren
Als de maatschappelijke kosten meetellen in de marktprijs, via duurdere CO2-emissierechten of de fiscaliteit, worden ongezonde producten duurder dan gezonde producten. Daardoor wordt een gezonde leefstijl relatief aantrekkelijk en wordt op termijn bespaard op de zorgkosten. Het geld dat vrijkomt uit de opbrengsten van belastingen, emissierechten en besparingen op de zorg kan deels worden ingezet om de lagere sociaal-economische groepen te compenseren voor de prijsstijging die bij hen harder aankomt. Een ander deel kan worden ingezet voor preventie en weer een ander deel voor vermindering van de staatschuld zodat ook toekomstige generaties er beter van worden.
Optimisten
Shared savings op macro-economisch niveau dus. Maar als dat in de zorg al zo moeilijk is, waarom zou dat op macroniveau dan wel lukken? Hoe zit het daar met goed leiderschap, gedeelde ambitie en grote betrokkenheid? Terechte vragen die gemakkelijk tot somberen kunnen leiden. Maar er is ook een groeiende onderstroom van optimisten die zich inzetten voor een nieuwe economie waarin ondernemerschap en passie voor de samenleving hand in hand gaan.
Verbinding
Kijk maar eens op de website van MVO Nederland, waarbij ruim 2.400 bedrijven zijn aangesloten, waaronder ook een aantal organisaties in de zorg. Ik daag de zorg uit om verbinding te maken met die onderstroom. Nodig volgend jaar partijen als MVO Nederland en Unilever uit op de vierde Preventieconferentie en formuleer gezamenlijk een agenda richting de politiek. Als de onderstroom krachtig genoeg wordt, dan krijgen we met elkaar de hoofdstroom om.
Jolande Sap
Voorzitter bestuur NPHF Federatie voor Gezondheid