Bestuurders zijn allemaal druk met de zorginkoop door gemeenten. Ze ondersteunen de grondgedachte van de Wmo, maar toch hoor ik veel ondergronds gezucht en gesteun. Maar waar lopen ze tegenaan en waarom brengen ze dat niet naar buiten? Ik ben dat hier en daar gaan navragen en kwam tot opvallende bevindingen.
Systeem met 43 Wmo-regio’s functioneert niet
Ruim vierhonderd gemeenten moeten in 34 regio’s met elkaar onder coördinatie van één centrumgemeente samenwerken en afstemmen voor de zorginkoop. In de praktijk blijkt nu al dat dit systeem niet het gewenste efficiency en eenduidigheidseffect heeft voor de zorginstellingen. Als gemeenten al samenwerken bij de inkoop moeten bestuurders vervolgens alsnog met de afzonderlijke gemeenten om tafel.
Eén bestuurder vertelde over meerdere kleinere gemeenten in zijn werkgebied met hooguit 30.000 inwoners die allemaal een eigen inkooporganisatie hebben opgericht. Zijn medewerkers moeten verschijnen bij talloze besprekingen, eindeloos informatie overleggen en voldoen aan soms buitenissige eisen. Daarbij spelen door gemeenten ingehuurde consultants een grote rol. Het beeld dringt zich op van een enorme versnippering en diversiteit doordat ruim vierhonderd gemeenten de Wmo allemaal op hun eigen manier uitvoeren met eigen beleid, eigen inkoopmethoden en eigen voorwaarden voor bijvoorbeeld registratie en verantwoording.
Zorgvernieuwing is geen item
Een andere bevinding is dat het in deze hectiek bijna niet gaat over echte zorgvernieuwing. Zo geeft een zorgbestuurder aan: “In dit stadium is daar niet alleen geen tijd voor, maar je treft nauwelijks ambtenaren met wie je hierover een meer dan oppervlakkig gesprek kunt hebben. Daarbij komt dat sprake is van een breed gedragen achterdocht bij gemeenten die voorstellen voor innovatie louter zien als pogingen tot behoud van marktaandeel. Ten slotte speelt mee dat gemeenten op dit moment vooral willen weten hoe we het overgangsrecht gaan vormgeven. In combinatie met grote bezuinigingen biedt dat nauwelijks mogelijkheden tot een vernieuwend aanbod in 2015.”
Afstemming en samenwerking zijn juridisch onmogelijk
Vrijwel alle gemeenten willen bij begeleiding en dagbesteding een non-categoriaal aanbod en vaak maar één zorginstelling als hoofdaannemer contracteren. Dat vraagt om afstemming en samenwerking tussen zorgaanbieders. Prima, zou je denken. Maar inmiddels waart het spook rond van de mededingingswet. Gespecialiseerde advocatenbureaus hebben duidelijk gemaakt dat overleg voorafgaand aan het indienen van een offerte zal leiden tot vervolging van de Autoriteit Consument en Markt. Ik ken een casus waarbij een bestuurder op verzoek van zijn collega’s niet alleen alle papieren van het overleg heeft vernietigd, maar ook zijn emails en telefoonberichten heeft moeten wissen. “Het is alsof ik in een crimineel circuit terecht ben gekomen.”
Er lekt veel geld weg naar het ambtenarenapparaat
Dan zijn er uiteraard de klachten over de bezuinigingen. Die zouden 25 procent zijn en zouden voor 2015 worden teruggebracht tot 6 procent. Maar in de werkelijkheid lopen bezuinigingen op tot wel 50 procent. Dat is op zich geen probleem als die bezuinigingen binnen de zorg zouden blijven.
Een bestuurder: “Veel gemeenten kunnen niet aangeven waar dat geld naar toe gaat. Zo hebben wij te maken met een centrumgemeente die 4 procent rekent voor uitvoeringskosten. Dat is voor ons een korting van bijna één miljoen euro, waarmee de gemeente vijftien ambtenaren kan aanstellen voor zorg die wíj uitvoeren. Dat geloof je toch niet? Wie zegt mij dat deze gemeente hiermee niet de schulden aflost voor haar verloren grondposities?”
Het lijkt er op dat geld voor zorg ongemerkt en ongecontroleerd kan weglekken. Daarbij komt dat de decentralisatie gepaard gaat met een ongeëvenaarde explosie aan bureaucratie en administratieve lasten. Ik noemde al de drukte bij gemeenten. In hun eigen instelling hebben bestuurders zich op de gemeentelijke inkoop moeten voorbereiden met accountmanagers, financieel consulenten, contractbeheerders en – jawel – ook hier de nodige consultants.
Wie luidt de klok?
Dat brengt mij op de belangrijkste vraag: waarom hoor ik alleen maar deze onderdrukte geluiden en staat niet een hele sector op zijn achterste benen? Waar blijven de signalen aan Plassterk (systeemverantwoordelijk minister) en aan Van Rijn en zijn departement?
Als ik zorgbestuurders hiernaar vraag, krijg ik als antwoord een hoop verzuchtingen. Een bestuurder: “Ik heb geen zin om al te gemakkelijk weggezet te worden als tegenstander van de huidige ontwikkelingen. Dat is een reactie die je per definitie oproept bij welke kanttekening dan ook”.
Een ander heeft zich uitvoerig gewend tot VWS, maar kreeg daar te horen dat decentralisatie ook betekent dat je voor dit soort geluiden niet meer bij de centrale overheid moet zijn. Bij de VNG trof hij geen gehoor. Maar ook wijzen bestuurders op hun volstrekt afhankelijke positie jegens de gemeenten; op dit moment is kritiek niet de meest verstandige tactiek: “Eerst maar eens even afwachten of onze offerte wel gegund wordt.”
Ad Poppelaars
Bestudeert de transitie in de zorg en het sociaal domein. Werkt als zelfstandig strategisch adviseur en schrijft artikelen over ontwikkelingen in de zorg (onder andere voor MGv). Is toezichthouder in de zorg, cultuur en onderwijs. Was voorheen onder andere (interim-)directeur bij de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad, de Balie en lid van de VVD Tweede Kamerfractie.