Het valt de laatste maanden op dat steeds meer organisaties zich de Wijkzuster gaan toe-eigenen. Alsof het dé oplossing is voor alle vraagstukken in een afgebakend geografisch gebied.
Misschien ook omdat er geoormerkt geld voor haar werkzaamheden is vrijgemaakt; 150 miljoen euro bij de zorgverzekeraars en 50 miljoen via het Gemeentefonds. Iedereen springt erop af als een bok op de haverkist. We lopen hiermee de kans dat de Wijkzuster niet tot de bedoelde wasdom komt. Overigens zijn we in korte tijd de ´Wijkzuster´ Wijkverpleegkundige m/v gaan noemen. What’s in a name?
Afgedankt
Hoe was het ook alweer? De Wijkzuster is niet nieuw, we hebben haar decennialang gehad en haar vervolgens afgedankt. Een paar jaar geleden is de functie, in het kader van het programma ´Zichtbare schakels´, op enkele plekken in het land weer nieuw leven ingeblazen. Heel stilletjes, zonder daar veel tamtam over te maken. In al die bescheidenheid is dat op die plekken een groot succes geworden. De kosten werden ruimschoots goedgemaakt door de hogere kwaliteit van zorg die door haar aanwezigheid werd bereikt; een hogere kwaliteit die vervolgens ook nog tot lagere zorgkosten én een betere kwaliteit van leven heeft geleid.
Snijvlak
Het succes van de Wijkzuster werd met name bereikt door het feit dat zij ging werken op het snijvlak van thuiszorg, curatieve zorg en het voorkomen van intramurale/langdurige zorg. Onder andere door preventief op te treden, zorgsignalen in een vroeg stadium op te pakken, aan te sturen op de inzet van informele zorg en daar waar nodig effectief te verwijzen.
Extra budget
De lokale projectmatige inbedding werd eind 2012 geëxtrapoleerd naar een mogelijk landelijke uitrol. Die extrapolatie leidde begin 2013 tot een enthousiaste reactie van de minister. Met haar enthousiasme was de herintreding van de Wijkzuster in het zorgstelsel geen vraagpunt meer. Zeker niet toen voor haar werkzaamheden extra budget ter beschikking werd gesteld.
Maar toen ging er iets mis. De bedoeling was en is dat de Wijkzuster het werk bleef en blijft doen zoals dat op enkele plekken reeds met succes werd gepraktiseerd. Dicht op de eerstelijns curatieve zorg, in stevige relatie met de thuiszorg en korte lijnen met andere zorgverleners in dezelfde wijk.
Vol verwachting
In 2013 werden echter ook de eerste stappen gezet op het terrein van de decentralisaties van jeugdzorg, de Wmo en de Participatiewet. Gemeenten kregen het erg druk. Daarenboven werd ook door de bewindslieden een eerstelijns zorgomgeving gecreëerd, waarbij de eerste lijn als eerste opvang/signalering zou gaan werken tenaanzien van de jeugdGGZ en de extramurale GGZ. Dit alles heeft ertoe geleid dat iedereen nu vol verwachting naar de Wijkzuster kijkt.
Wijkteams
‘De wijk´is opnieuw uitgevonden door beschreven wet- en regelgeving en veroorzaakt dat velen nu tegelijkertijd alle problemen in de wijk willen gaan oplossen. Zo ontstaan er op diverse plekken rond het gemeentelijk domein de wijkteams, worden eerstelijns curatieve zorgcentra gecreëerd, decentraliseert de sociale raadsman en kruipt de intramurale GGZ de wijk in (of duurder gezegd: extramuraliseert de GGZ). Zeer goed bedoeld, vaak enthousiast, maar meestal ongecoördineerd, laat staan geïntegreerd.
Onrustig
Dit jaar zal de thuiszorg (conform de uitgebreide Wmo) opnieuw worden aanbesteed. De kans is groot dat er andere en nieuwe spelers toetreden, die bestaande spelers vervangen. Ook dat maakt de wijk onrustig.
Minder inhoudelijk
Wat zorgen baart, is dat alle hierboven genoemde spelers nu de Wijkzuster claimen, met als risico dat de functie steeds minder inhoudelijk en steeds meer managerial wordt. De spin in het web, de coördinator, het manusje van alles, en noem maar op. Op zich is het goed dat haar naam is veranderd in ´Wijkverpleegkundige m/v´, maar de beoogde invulling van haar/zijn functie drijft weg van de inhoudelijkheid van de wijkverpleegkundige als autonome ´zichtbare schakel´. De gemeente wil hem/haar in het sociale wijkteam, de huisarts wil hem/haar graag in de praktijk en de thuiszorg wil hem/haar graag op de fiets door de wijk.
Betalen
De enige zekerheid die thans bestaat is dat de verzekeraar hem/haar gaat betalen. In het algemeen geldt dat ´wie betaalt, die bepaalt´, maar hier is toch enige voorzichtigheid gewenst. Degene die de gelden van de verzekeraar krijgt, hoeft ook niet per definitie de´eigenaar´ van de Wijkzuster te zijn.
Varianten
Er zijn meer varianten denkbaar. Het is belangrijk dat we hem/haar vooral inzetten voor die handelingen die hij/zij in de oorspronkelijke vorm is gaan verrichten en waarvan bewezen is dat hij/zij daarin effectief bleek te zijn. Dat wil zeggen: dicht op de zorgvraag, thuis en in hoge mate curatief en preventief. Alle andere ballast moeten we voorkomen.
Doener
De Wijkzuster is geen manusje van alles, geen oplossing voor alle problemen en zeker geen manager. Hij/zij is een doener en gedijt het best in een omgeving met een relatief hoge mate van autonomie. Een uitdaging voor verzekeraars om in samenspraak met de andere stakeholders de Wijkzuster zo te positioneren dat deze optimaal tot zijn/haar recht komt in een participerende samenleving en binnen het nieuwe zorglandschap.
Paul Baks,
partner BMC Advies