Afgelopen week verscheen het jaarlijkse rapport van de Euro Health Consumer Index, die zorgsystemen in 35 landen vergelijkt. Zoals gebruikelijk de afgelopen jaren eindigde Nederland bovenaan, dit keer met een straatlengte voorsprong.
Nederland scoort eigenlijk op alle terreinen goed, niet alleen op patiëntvriendelijkheid en toegankelijk, maar ook op kwaliteit. Dat laatste geeft de onderzoekers de aanleiding om de traditionele disclaimer te laten vallen en de uitspraak te doen dat Nederland de beste zorg van Europa heeft. Alleen de kosten, die mogen wel wat omlaag…
Zorgveld zelf verantwoordelijk
Aan dat laatste wordt momenteel hard gewerkt, vooral door zorg zoveel mogelijk dichtbij huis, in de eerste lijn of in ieder geval extramuraal, te organiseren. Opvallend is de wijze waarop dat gebeurt: door een beweging vanuit het zorgveld zelf, vastgelegd in de vorig jaar tot stand gekomen Agenda voor de Zorg en in bestuurlijke akkoorden voor de eerste lijn, de geestelijke gezondheidszorg en de medisch-specialistische zorg. Het rapport koppelt de Nederlandse koppositie in sterke mate aan het feit dat wij erin slagen om beslissingen over zorg zoveel mogelijk bij veldpartijen zelf neer te leggen. Dat heeft ook weer te maken met het karakter van het zorgstelsel: over het algemeen scoren landen met verzekeringsstelsels duidelijk beter dan systemen van staatsgezondheidszorg.
VNG verdient geen schoonheidsprijs
In dat opzicht is de hervorming van de langdurige zorg interessant. Eerdere plannen om grote delen van de AWBZ – een systeem dat het midden houdt tussen staatszorg en een collectieve verzekering – bij gemeenten neer te leggen zijn gelukkig van de baan. Staatssecretaris Van Rijn kiest er voor om echte, lijfgebonden zorg – verpleging en verzorging – als verzekerd recht te handhaven, terwijl op ondersteuning en participatie gerichte activiteiten straks onder regie van de gemeente vallen. De afgelopen week hebben de gemeenten, in een bijzondere ledenvergadering van de VNG, hun reactie geformuleerd. Die verdient geen schoonheidsprijs. De VNG legt een eisenpakket op tafel en voert tegelijkertijd allerlei argumenten aan waarom verzorging niet in de zorgverzekering zou horen. Het is goed om daar kort op in te gaan.
Eerst ramen, dan ouderen wassen?
De VNG geeft allereerst aan dat de bezuiniging op huishoudelijke hulp en begeleiding niet kan worden gerealiseerd als niet ook de verzorging overkomt, omdat “slimme combinaties” dan niet mogelijk zijn. Wat staat hier? Eigenlijk zeggen gemeenten: ik wil extra op verzorging kunnen bezuinigen, en minder op ondersteuning. Ik vind het moeilijk te bevatten. Degene die de ramen komt wassen kan de oudere zelf meteen wel meenemen? En ook de wondverzorging en het toedienen van geneesmiddelen? En als we sommige wethouders geloven dan kunnen we daar best ook nog wel mensen uit de bijstand voor inzetten. Geen wonder dat de verpleegkundigen en verzorgenden zelf zeer stellig tegen de “knip” gekant zijn. Lijfgebonden zorg hoort door professionals plaats te vinden. Gemeenten beweren vaak de overlap tussen begeleiding en verzorging groter zou zijn dan die tussen verpleging en verzorging. Maar dat is een onjuiste voorstelling van zaken: uit declaratiegegevens blijkt dat in een gegeven jaar anderhalf keer zoveel mensen gebruik maken van zowel verpleging als verzorging, als van begeleiding en verzorging. En de samenhang tussen verpleging en verzorging zal door de extramuralisering de komende jaren alleen maar groter worden.
Ambtelijk maatwerk
De tweede drogredenering van de VNG is dat verzekerde rechten per definitie duurder zouden zijn: gemeenten zouden lokaal maatwerk kunnen leveren en daardoor meer kunnen besparen. Hier wreekt zich een fundamenteel gebrek aan kennis van de zorgverzekering: die is er, anders dan de AWBZ, namelijk op gebaseerd dat er altijd individueel maatwerk wordt geleverd. En degene die dat bepaalt is niet een ambtenaar achter een bureau, maar de zorgverlener die kijkt wat in een specifieke situatie gepaste zorg is. De rol van de zorgverzekeraars daarbij is stimulerend, via de bekostiging, en controlerend, door te benchmarken en waar nodig te corrigeren. Het is mij werkelijk een raadsel waarom de gemeente lijfgebonden zorg beter zou kunnen organiseren dan professionals zelf.
Samenwerking essentieel
Daarmee wil ik niet zeggen dat gemeenten helemaal geen rol te spelen hebben in de langdurige zorg. Het onderscheid dat gemaakt wordt tussen welzijn en ondersteuning enerzijds en lijfgebonden zorg anderzijds is volstrekt logisch, maar vraagt ook om samenwerking tussen alle partijen om te voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur gestuurd worden. Gemeenten pleiten er dan ook terecht voor dat wijkverpleegkundigen een schakelfunctie vervullen tussen de wijkteams van de gemeenten en het zorgveld. Verzekeraars hebben al eerder voorgesteld om daar in de bekostiging prikkels voor op te nemen, net zoals de nieuwe huisartsenbekostiging multidisciplinaire samenwerking zou moeten belonen. Dat maakt een ander voorstel van de VNG, om zorgverzekeraars te verplichten per regio één gevolmachtigde representant aan te wijzen, overbodig. Zo’n plan zou neerkomen op herinvoering van de AWBZ, met één zorgkantoor per regio, terwijl de kracht van de zorgverzekering er nu juist in zit dat mensen zelf kunnen kiezen voor verzekeraar en zorgaanbieder. Mijn oproep aan de VNG sluit aan bij die van Henk Bakker in zijn blog van vorige week: begraaf de strijdbijl én dat rare eisenpakket, en zoek de samenwerking op de inhoud. Het zorgveld is er klaar voor.
Pieter Hasekamp
Directeur Zorgverzekeraars Nederland (ZN)