Een opmerkelijke zin uit de Memorie van Toelichting bij de begroting van het ministerie van VWS: “In de nieuwe akkoorden die afgesloten gaan worden is afgesproken dat….” Afspraken in akkoorden die nog gesloten moeten worden? En toch klopt het.
Het ministerie van VWS lijkt haar sturende rol tegenwoordig vooral in te vullen door het afsluiten van allerlei akkoorden met allerlei combinaties van partijen. En zo kan het gebeuren dat in het verleden afgesloten hoofdlijnenakkoorden (onder meer over de medisch specialistische zorg, de huisartsenzorg en de ggz) inmiddels zijn verlengd en er – vooruitlopend op de nadere invulling van die akkoorden – alvast afspraken worden gemaakt. Dat kan dus.
Sectorale akkoorden
Toch kun je je afvragen of deze wijze van besturing wel past bij de ontwikkelingen die zich in de zorg zelf afspelen. Deze akkoorden zijn in hoge mate sectoraal van karakter. En juist de grenzen tussen de sectoren beginnen steeds meer te vervagen. Zo geeft de minister in de Memorie van Toelichting zelf aan dat de grens tussen curatieve en langdurige zorg vervaagt. Maar ook de grens tussen de eerste en tweede lijn vervaagt (‘anderhalvelijnvoorziening’, in elkaar schuiven van HAP en SEH); de langdurige zorg zal op een geheel andere leest geschoeid worden, veel meer uitgaande van zelfredzaamheid en betrokkenheid; de transitie van de jeugdzorg zal ertoe kunnen leiden dat er een ‘brede jeugdzorg’ ontstaat waarin geen scherpe scheiding meer bestaat tussen deelsectoren.
Chaotische periode
Het beeld ontstaat van een gezondheidszorg die in de komende jaren naar structuur en financiering ingrijpende veranderingen zal ondergaan. Het is niet onredelijk te veronderstellen dat al die veranderingen, die allemaal met elkaar samenhangen, zullen leiden tot een chaotische periode. Dat is niet erg. Integendeel. Om tot fundamentele veranderingen te komen kan een periode van chaos heilzaam zijn, omdat in zo’n periode veel zaken ‘vloeibaar’ zijn. De vraag is hoe in die periode bestuurd moet gaan worden. Sturen via bilaterale of multilaterale afspraken op sectorniveau lijkt niet zinvol, als nu al is te voorzien dat die sectoren hun betekenis gaan verliezen. Een mogelijkheid is om ‘het spel der maatschappelijke krachten’ zijn werk te laten doen in de verwachting dat er uiteindelijk uit de chaos weer een nieuwe orde zal ontstaan. Dat is mogelijk, maar de vraag is of we dan uitkomen op wat we maatschappelijk aanvaardbaar vinden. Een derde mogelijkheid is dat de overheid zelf een integrale visie formuleert op de gezondheidszorg van de toekomst; dat zij de moed heeft om ‘out of the box’ van de bestaande structuren en belangen van de gezondheidszorg te denken. Die visie kan dienen als ‘de stip op de horizon’ waar alle partijen zich op kunnen richten die in hun dagelijkse praktijk met chaos te maken zullen krijgen.
Resultaatverantwoordelijkheid
In de memorie van Toelichting worden voor de minister van VWs vier rollen gedefinieerd: stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren. Ik denk dat het formuleren van een integrale visie op de gezondheidszorg daaraan zou moeten worden toegevoegd. Dat strookt misschien niet met het uitgangspunt ‘systeemverantwoordelijkheid’. Maar wat is er mis met ‘resultaatverantwoordelijkheid’?
André van der Kwartel
Van der Kwartel is sinds 1981 als senior onderzoeker werkzaam bij Kiwa Carity en haar voorgangers. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in sturingsvraagstukken op landelijk niveau: overheidsbeleid, wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van deelsectoren van de gezondheidszorg.